Obeya op de werkvloer volgens Quint Wellington Redwood
Gepubliceerd in
Bluff Your Way Into
mei
23
2018
Obeya is een Japanse term die betekent: grote ruimte. Het wordt wel eens vergeleken met de brug van een schip of een ‘war room’. Voor productieorganisaties is ‘obeya’ een nuttige tool om samen te werken, problemen op te lossen en ideeën uit te wisselen.
Obeya’s (grote ruimtes) bieden letterlijk tijd en ruimte om problemen op te lossen en te overleggen, zonder last te hebben van organisatorische drempels of muren.
Visueel management
Het belangrijkste element van een obeya is de visuele ondersteuning. De muren in en obeya zijn beplakt met tabellen en grafieken en allerlei andere data die voor de deelnemers van belang zijn, waarover gepraat en beslist moet worden. Een obeya is een omgeving die uitnodigt tot samenwerken. Het eindresultaat moet zijn: snellere en effectievere oplossingen voor de problemen waar men op de werkvloer tegenaan loopt.
Een obeya is een omgeving die uitnodigt tot samenwerken.
In de obeya komt informatie bij elkaar. Hier wordt het geanalyseerd, worden prioriteiten gesteld en kunnen beslissingen genomen worden over wat met de informatie wordt gedaan. Bedrijven als Toyota en Volvo maken regelmatig gebruik van obeya’s.
Meerdere categorieën langs afzonderlijke assen uit te zetten.
In een radardiagram worden meerdere gegevensreeksen (categorieën) uitgezet langs afzonderlijke assen die steeds vanuit een punt in het midden, de oorsprong, vertrekt. Het diagram ziet er daardoor webvormig uit en wordt daarom ook wel spindiagram of sterdiagram genoemd. De hoeken tussen deze assen zijn gelijk. De gegevenspunten op de assen worden meestal met een lijn verbonden.
Radardiagrammen worden ook vaak gebruikt om verschillende aspecten van een bepaald onderwerp te onderzoeken en gevisualiseerd weer te geven,
Procentuele verdeling van meerdere gegevensreeksen weer te geven.
Een ringdiagram, ook wel donut diagram genoemd, is een uitbreiding van het cirkeldiagram. Het verschil is dat bij een ringdiagram meerdere gegevensreeksen kunnen worden weergegeven. Elke ring vertegenwoordigt een gegevensreeks. Deze gegevensreeksen hebben wel wat met elkaar te maken.
Verloop van meerdere gegevensreeksen over een tijdsperiode uit te zetten waarbij ook het totaal van de waarden van belang kan zijn.
Een vlakdiagram wordt vaak gebruikt om de grootte van gebeurtenissen over een bepaalde tijdsperiode weer te geven. Een vlakdiagram heeft veel van een lijndiagram weg, met als verschil dat het oppervlak tussen de lijn en de horizontale as met een kleur of een patroon gevuld wordt. In een vlakdiagram worden trends snel zichtbaar.
In een gestapeld vlakdiagram zijn meerdere gegevensreeksen boven elkaar geplaatst. Hierdoor wordt tevens de som van deze gegevens zichtbaar. Dit totaal moet natuurlijk wel betekenis hebben. Tevens wordt de verhouding van een gedeelte tot het totaal zichtbaar
Spreidingsdiagrammen Verband tussen twee numerieke variabelen (X en Y) weer te geven en te onderzoeken, alsmede om een trendlijn te genereren.
Bij een spreidingsdiagram, ook wel XY diagram of scatterdiagram genoemd, worden de waarden van twee numerieke variabelen tegen elkaar uitgezet. Elk paar getallen levert een punt in het diagram op. Door naar het verloop van deze punten te kijken kun je zien of er een bepaald verband, een correlatie, tussen de twee variabelen zit.
Verloop van een variabele, de trend, gedurende een tijdsinterval weer te geven.
Een lijndiagram wordt meestal gebruikt om het verloop van een gemeten waarde (een variabele) met een continu verloop over een bepaald tijdsinterval zichtbaar te maken. Hierdoor kan de trend in de gegevens getoond worden.
Er is geen vrije keuze wat er langs de assen wordt uitgezet. Langs de horizontale as, de X-as, wordt de onafhankelijke variabele, de tijdseenheid, uitgezet. Bij elke waarde hiervan hoort een gemeten waarde van de meetvariabele, de afhankelijke variabele. Deze afhankelijke variabele wordt langs de verticale as, de Y-as, uitgezet. Elke combinatie levert een punt op en elk punt wordt in het diagram geplaatst. Vervolgens wordt er tussen de punten rechte verbindingslijnen getrokken. Deze verbindingslijnen geven het continue verloop over de periode aan.
Procentuele verdeling binnen één gegevensreeks weer te geven.
Bij een cirkeldiagram is de cirkel opgedeeld in een aantal sectoren (taartpunten). De groote van elke sector geeft het deel van het geheel weer. De gehele cirkel is altijd 100%. Een cirkeldiagram geeft snel inzicht in de verdeling van de gegevens in de groep.
Een gevoel van essentie creëren volgens Ben Tiggelaar
Gepubliceerd in
Bluff Your Way Into
mei
08
2018
Ben Tiggelaar legt via een sprekend voorbeeld (met process stapling) de essentie uit van het 8-stappen-verandermodel van John Kotter: creëer een gevoel van essentie; waarbij de sleutel is om via de stappen 'See', 'Feel' uit te komen op de verandering zélf.
Men spreekt wel eens van ethische theorieën. Dat zijn dan bepaalde logische denkpaden ... zes van de meest gebruikte denksporen ...
In een ethische redenering worden zo algemeen mogelijk geldende beginselen opgespoord die als basis kunnen dienen om van daaruit normen en gedragsregels op te stellen dan wel te beoordelen. Los van het feit of er ook praktische redenen aangevoerd worden om een handeling of situatie te verklaren, gaat ethiek op zoek naar morele argumenten. Deze zoektocht heeft twee aspecten. Het eerste aspect is de kwaliteit van de gebruikte argumenten. Welk beginsel weegt zwaar genoeg om een bepaalde situatie of handeling meer te kunnen rechtvaardigen dan een alternatieve situatie of handeling? Het tweede aspect is de wijze van argumenteren, in dit boek een denkspoor genoemd. Denksporen zijn denkpaden of benaderingen waarmee een ethische reflectie uitgevoerd kan worden. Ze vergemakkelijken het gesprek over voorgenomen of uitgevoerde morele handelingen. Hieronder worden enige benaderingswijzen of denksporen opgesomd en in het kort gedefinieerd. Deze opsomming is niet uitputtend.
(...)
Deugddenken
Benadering waarin goed gedrag aangemoedigd en beloond wordt, terwijl verkeerd gedrag afgekeurd en soms bestraft wordt. Voor velen is dit de gewone benadering in de opvoedingssituatie. De belangrijke opvoedkundige kracht van het deugddenken schuilt in het gebruik van bepaalde ideaalbeelden. ... In een deugdbenadering gaat het om opvoeding, want deugden zijn verworven eigenschappen om volgens een bepaald inzicht te handelen. Het zedelijke moment is in de mens zelf gelegd, niet in een uitwendige opdracht of norm. Deugden zijn geen natuurlijke neigingen, maar aangeleerde of ontwikkelde kwaliteiten die mensen in staat stellen tot uitzonderlijke, voorbeeldige en goede handelingen. ... Het deugddenken stelt diegene die de handeling uitvoert centraal, terwijl de andere denksporen de handeling centraal stellen.
Deugddenken moedigt gedragingen aan, terwijl andere denksporen dikwijls verbieden, gebieden of begrenzen. Bijvoorbeeld de plichtbenadering die voorkomt als een cataloog van plichten, geboden en verboden. ... Waar de deugdbenadering karakter en aanleg van mensen als bron van gedragingen erkent en dus wil beïnvloeden, wordt in de plichtbenadering de grenzen van het gedrag verkend.
(...)
Plichtendenken
Het plichtendenken wordt ook wel eens deontologie genoemd: afgeleid van het Griekse woord deon, 'het moet'. Deze benadering geeft een reeks gedragsaanwijzingen waarbij het doel van de actie geen gewicht in de schaal legt. Naast omschreven plichten spreekt het Burgerlijk Wetboek ook van algemene plicht voor de burger om datgene te doen of na te laten wat in redelijkheid en billijkheid van hem kan worden gevergd. In de opvattingen van Kant zijn er verschillende gradaties van plichten: er zijn absolute plichten en meer relatieve of voorwaardelijke plichten. Soms is er een element van wederzijdsheid niet te ontkennen, zoals bij de burgerlijke plichten. Dan ontstaat een mengvorm van plichtdenken en eigenbelang, bijvoorbeeld wanneer iemand een ander de helpende hand toesteekt in de mening dat het noodlot ook wel eens de helper zou kunnen treffen en dat de helper van vandaag wel eens de behoeftige van morgen kan zijn. Volgens Kant is er pas een zuivere plicht bij afwezigheid van een reflrectie omtrent een vermoedelijk of eventueel toekomstig eigenbelang.
Doeldenken
De benadering die aandacht heeft voor het doel en de gevolgen van de handeling noemen we ook wel het doeldenken of teleologie, hetgeen is afgeleid van het Griekse woord telos, 'doel'. Het doeldenken is een vorm van redeneren waarbij het doel voorop staat. Het doel wordt geacht de handeling te legitimeren. ... Het doeldenken lijkt een geschikt denkspoor voor een beoordeling van economische handelingen van organisaties. De zwakke kant van dit doeldenken betreftjuist de gekozen middelen, die slechts gekozen zijn omdat Doel A boven Doel B gaat. Weliswaar wordt dan Handeling A verkozen boven Handeling B, maar over de inhoud van de handeling wordt niets gezegd. Een ander probleem is dat niet duidelijk is welke factoren relevant zijn voor de bepaling van het nut.
Ontplooiingsdenken
In onderscheid met het middeleeuwse natuurrecht (alle mensen hebben van nature weet van de Tien Geboden), dat veel plichten formuleerde, accentueer de reeks mensenrechten juist de ontplooiing van mensen. Daarom noemen we die benadering het ontplooiingsdenken. Ieder mens bezit van nature een menselijke waardigheid. Sommige aspecten van die menselijke waardigheid, die niet aangetast maar veeleer gerespecteerd dient te worden, reikt allerlei handelingswijzen aan. Als voorbeeld kunnen we de discussies nemen over inspraak en medezeggenschap binnen organisaties. De planning in een organisatie wordt soms in breed overleg besproken om ieders inbreng te respecteren. Iedereen is het waard om de gelegenheid te krijgen bij te dragen aan het eindresultaat. Als medezeggenschapsconstructies in de eerste opzet ingevoerd worden om recht te doen aan de waardigheid als mens bij elke werknemer, duidt dat op een toepassing van ontplooiingsdenken.
Rechtendenken
Een ontwikkeling van dit denken met betrekking tot de menselijke waardigheid is het rechtendenken. Het voorbeeld van mensenrechten werd al gegeven. Soms zouden we kunnen denken dat universeel de Mensenrechten geaccepteerd zijn en daarmee de basis voor een nieuwe wereldethos geworden zijn. Maar soms moeten we erkennen dat het denken in termen van mensenrechten in grote delen van de wereld nog weinig effect sorteert. Het is een vrij abstracte vorm van benadering. Naast mensenrechten wordt er ook gesproken van de rechten van het kind, de rechten van het dier, digitale rechten, consumentenrechten.
Afspraakdenken
Het afspraakdenken is het rechtvaardigen van handelingen op grond van het bestaan van een afspraak. Zo'n afspraak is bijvoorbeeld een belofte of en contract. Een handeling of situatie wordt gebillijkt omdat het zo is afgesproken. In organisaties worden voortdurend afspraken gemaakt. Neem bijvoorbeeld het arbeidscontract, de collectieve arbeidsovereenkomst, de winstverdeling of het loonoffer, de fusie of de ontvlechting. Organisaties zijn slechts mogelijk indien de participanten de afspraken weten te eerbiedigen.
Voorrangsdenken
Het voorrangsdenken is het billijken van handelingen of situaties door een beroep te doen op het uitzonderlijke karakter ervan. Wat dient er te gebeuren als er oorlog uitbreekt? Wat dient er te gebeuren als er een ongeluk gebeurt? Wat moet er gebeuren in een situatie van onvoorstelbare armoede? Dan gelden aparte regels die soms de logica missen die past bij regels voor gewone situaties. In geval van nood gaat Handeling A zonder meer voor Handeling B.
(...)
Aard van de argumenten
Van bovengenoemde argumentatiewijzen kunnen we er een gebruiken om onze argumenten zo te sorteren dat er een moreel oordeel uit volgt. R.M. Hare stelt dat een moreel oordeel de conclusie is van twee premissen, waarvan minstens één van een morele imperatief of een moreel principe moet bevatten en waarvan de andere een beschrijving van de situatie bevat. De aard van de premisse die een norm of een morele imperatief zou moeten bevatten, kan velerlei zijn: het kan een imperatief van religieuze of levensbeschouwelijke aard, maar ook van motivationele aard. De situatie waarin ik een brood meen te moeten kopen, omdat ik zelf honger heb, is niet zonder meer vergelijkbaar met de situatie dat ik brood meen te moeten kopen, omdat ik op straat een hongerige bedelaar heb ontmoet. Er moeten eerst nieuwe aannames worden gemaakt zodat er een vergelijking van twee generalisaties gemaakt, drogredenen worden vermeden, conclusies getrokken. De argumenten moeten voor de deelnemers aanvaardbaar en dus bruikbaar zijn. Dat betekent nog niet dat iedere deelnemer die argumenten gaat gebruiken, maar het moet wel betekenen dat de conclusie aanvaardbaar en dus bruikbaar is. Voor de uitvoering van de conclusie, - iets wat in de setting van een organisatie erg belangrijk is -, is bovendien nodig dat er een beroep wordt gedaan op de gevoelens van de deelnemers.