Volgens De Leeuw is de meest fundamentele relatie in een proces, de notie van tijd: er zijn gebeurtenissen of activiteiten op meer tijdstippen, waarbij de ene volgt op de andere.
De Leeuw definieert een proces als een verzameling in de tijd geordende elementen, die meestal gebeurtenissen of activiteiten worden genoemd. Soms wordt niet expliciet over tijd gesproken, maar worden termen gebruikt als ‘volgt op’. Naast deze tijdsrelatie kunnen er andere relaties aanwezig zijn.
Binnen de bedrijfskunde worden drie hoofdvormen van processen onderscheiden:
(1) Causale proces (relaties van oorzakelijkheid)
(2) Functioneel proces (relaties van noodzakelijke volgorde)
(3) Transformatieproces (transformatierelaties)
Causaal proces
Bij het causale proces is er naast de tijdsrelatie een relatie van causaliteit: er is een verzameling elkaar opvolgende gebeurtenissen die een oorzakelijk verband met elkaar hebben. Veel biologische en chemische processen zijn causaal. Ook sociale processen zijn voorbeelden van causale processen.
Functioneel proces
Verzameling doelmatig geordende activiteiten. Naast de tijdsrelatie is er een relatie van een zekere mate van noodzakelijkheid: activiteit a is in zekere mate noodzakelijk voor activiteit b. Als a niet heeft plaatsgevonden, wordt b moeilijk of onmogelijk. Het functionele perspectief staat centraal waarbij het er om gaat in welke mate activiteit a bijdraagt aan activiteit b.
Transformatieproces
Binnen het transformatieproces gaat het om fysieke omzetting: verandering van fysieke kenmerken, plaats en tijd daarbij inbegrepen (bijv. tabaksbladeren in sigaren, druiven in wijn).
Zie ook: Processen volgens De Leeuw (2)
Bron: Bedrijfskundig management (2000), A.C.J. de Leeuw