De GEMeentelijke ModelArchitectuur (GEMMA) is de landelijke referentiearchitectuur voor het inrichten van zowel de bedrijfsvoering als de informatievoorziening van ruim 400 gemeenten in Nederland. GEMMA sluit aan op NORA.
De GEMMA informatiearchitectuur gaat over informatiefuncties, gegevens, applicaties en landelijke voorzieningen die een gemeente kan inzetten bij de dienstverlening aan klanten: burgers, bedrijven en instellingen. De GEMMA informatiearchitectuur beschrijft een kader voor een gemeentelijke informatievoorziening die de gemeentelijke dienstverleningsprocessen ondersteunt. Als landelijke referentie is de GEMMA informatiearchitectuur een generieke architectuur welke gemeenten moeten vertalen naar de eigen lokale situatie.
GEMMA bevat concepten en begrippen, architectuurprincipes, modellen, standaarden en handleidingen.
Belangrijke onderdelen van de GEMMA-portefeuille zijn:
- een procesarchitectuur met onder andere standaard processen en een uitwerking van het thema zaakgericht werken;
- een informatiearchitectuur met generieke informatiefuncties voor midofficesystemen;
- informatiemodellen voor basisgegevens (het RSGB) en zaakgericht werken (het RGBZ);
- een standaard voor het uitwisselen van gegevens en koppelen van informatiesystemen (StUF);
- gestandaardiseerde e-formulieren;
- een Zaaktypencatalogus (ZTC) met gestandaardiseerde inrichtingsparameters voor zaakgericht werken.
In het bovenstaande schema is de GEMMA architectuur gemodelleerd in Archimate. ArchiMate onderscheidt, net als het NORA raamwerk, de volgende drie lagen:
-
De Businesslaag (in NORA de bedrijfsarchitectuurlaag) biedt producten en services aan externe klanten. Deze services worden intern gerealiseerd door bedrijfsprocessen die uitgevoerd worden door business actoren.
-
De Applicatielaag (in NORA de informatiearchitectuurlaag) ondersteunt de businesslaag met applicatieservices die worden gerealiseerd door (software) applicaties.
-
De Technologielaag (in NORA de technische architectuurlaag) biedt infrastructurele services (b.v. processing, opslag en communicatie services) die nodig zijn om applicaties uit te voeren en worden gerealiseerd door computer- en communicatie-hardware en systeemsoftware.
Binnen de verschillende lagen van ArchiMate kunnen verschillende structurele architectuurconcepten worden gebruikt. Het belangrijkste structurele concept in de applicatielaag is de applicatiecomponent. Dit concept wordt gebruikt om elke structurele
„entiteit? in de applicatielaag te modelleren. Structurele entiteiten kunnen softwarecomponenten als onderdeel van een applicatie zijn maar ook complete softwareapplicaties of informatiesystemen. In GEMMA termen zijn
applicatiecomponenten te vertalen naar (delen van) informatiesystemen. Van een ArchiMate applicatiecomponent, en dus een GEMMA informatiesysteem, kan het interne gedrag worden vastgelegd via applicatie functies en het externe gedrag via applicatie
services. Applicatie functies zijn een samenhangende groep interne gedragingen van een applicatiecomponent. Voorbeeld van een applicatiefunctie is bijvoorbeeld de functie Actualiseren persoon binnen een GBA-systeem.
In de technologielaag is het belangrijkste structurele concept de node. Een node heeft twee subtypen: device (hardware) en systeemsoftware. Een device is een fysieke resource. Voorbeeld van een device is een IBM iSeries systeem. Systeemsoftware wordt
gebruikt om de softwareomgeving te modelleren waarop informatiesystemen geïnstalleerd worden. Voorbeeld van systeemsoftware is Microsoft Windows of Oracle 11g.
Het centrale gedragsconcept in de technologielaag is de infrastructuur service. Deze infrastructuurservices worden gerealiseerd door de systeemsoftware. Voorbeeld hiervan is dat een opslag service welke in de technologielaag gerealiseerd wordt door het
database management systeem. Het interne gedrag van technologische componenten wordt niet gemodelleerd met ArchiMate; voor een enterprise-architectuurbeschrijving is dit niveau van detail niet zinvol.
Archimate-elementen
-
Group: groepering van structurele elementen ten behoeve van visualisatie.
-
Business process (bedrijfsproces): eenheid van intern gedrag of een verzameling van causaal (volgorde, afhankelijkheid) gerelateerde
eenheden van intern gedrag, met als doel een voorgedefinieerde verzameling van producten en diensten te produceren. -
Business Service (bedrijfsservice): beschikbaar stellen van de functionaliteit van een business proces beschikbaar gesteld aan externe actoren zoals burgers, bedrijven en instellingen.
-
Business Actor: actieve entiteit die gedrag vertoont. Het kan een persoon zijn, bijvoorbeeld een burger of ambtenaar, maar ook een groep mensen, bijvoorbeeld een instelling of bedrijf.
-
Applicatie Component: modulair, zelfstandig inzetbaar en vervangbaar deel van een systeem, dat zijn functionaliteit aanbiedt via goed gedefinieerde interfaces.
-
Applicatie Functie: samenhangende groep interne gedragingen van een applicatiecomponent.
-
Applicatie Service: extern zichtbare eenheid functionaliteit, geleverd door één of meer componenten, aangeboden via goed gedefinieerde interfaces en betekenisvol voor de omgeving.
-
Systeem: een fysiek systeem zoals bijvoorbeeld een IBM iSeries.
-
Systeem Software: software zoals een DBMS of messaging middleware welke gebruikt wordt om de infrastructuur services mee te realiseren.
-
Infrastructuur Service: een dienst die door de infrastructuurlaag geboden wordt aan bovenliggende lagen. Infrastructuur services bieden diensten op het gebied van opslag,
communicatie en verwerking.
Zie ook: Bluff Your Way Into NORA
Bron: ‘Slimmer organiseren door samenwerking’ Handreiking verdieping GEMMA informatiearchitectuur