Een veel gebruikte theorie over het gedrag van mensen is de theorie van gepland gedrag van Ajzen. Tiggelaar vat de essentie van Ajzens theorie van gepland gedrag uit 1991 als volgt samen: "onze intenties en ons gedrag worden gestuurd door drie verzamelingen van overtuigingen: onze beliefs omtrent het nut van ons voorgenomen gedrag, onze verwachtingen over wat anderen zullen vinden van dat gedrag en onze inschatting van ons vermogen om het voornemen ook echt uit te voeren. Wie anderen wil veranderen, moet zijn pijlen richten op deze overtuigingen."
In het boek 'Voor de verandering' beschrijft Joep Brinkman aan welke voorwaarden binnen de theorie van gepland gedrag moet zijn voldaan om te kunnen spreken over échte verandering.
Een bijzonder inzicht in veranderingsprocessen biedt de zogeheten 'theory of planned behavior', waarvan Ajzen en Fishbein als grondleggers gelden. De theorie kent een hoop mitsen, maren en nuances. Voor [Brinkman] is het echter vooral van belang dat deze theorie een aantal voorwaarden onderkent waaraan moet worden voldaan alvorens een persoon een of andere gedragsverandering wil aangaan of wérkelijk aangaat. (Strikt genomen spreekt de theorie niet eens over gedragsverandering zelf, maar over de gedragsintentie ofwel het voornemen tot bepaald gedrag. (...) Wil er van échte verandering sprake kunnen zijn, dan moet er aan vier voorwaarden zijn voldaan:
-
De betreffende waarde onderschrijven: voordat iemand verandert, moet hij allereerst een of andere behoefte hebben ófwel de betreffende waarde onderschrijven. Wie bewust zijn gedrag wil veranderen, doet dat met het oog op een bepaald effect. (...) Er moet ... een bepaald nuttig effect mee te bereiken zijn. Hier zijn bepaalde waarden in het geding. Een waarde is iets wat je de moeite van het nastreven waard vindt.
-
Gedragseffecten: betrokkene moet het idee hebben dat het 'nieuwe' gedrag (in enige mate) kan bijdragen aan het bereiken van die waarde of helpt in die behoefte te voorzien. Dit noemt men gedragseffectiviteit. Iemand zal zijn gedrag pas willen veranderen, als hij gelooft dat het beoogde nieuwe gedrag werkelijk tot het gewenste efect kan leiden. Het gedrag moet dus aan het bereiken van de betreffende waarde kunnen bijdragen.
-
Persoonlijke effectiviteit: betrokkene moet het idee hebben dat die verandering, althans in aanleg, voor hem ook mogelijk is. Dit is de zogeheten persoonlijke effectiviteit. Het begrip persoonlijke effectiviteit heeft betrekking op de mate waarin men in staat is, of denkt te zijn, zich het nieuwe gedrag daadwerkelijk eigen te maken.
-
Sociale norm: betrokkene moet steun ondervinden uit zijn omgeving. In de theorie van gepland gedrag heet dit de voorwaarde van de sociale norm. In het algemeen zijn mensen pas bereid te veranderen, als hun omgeving dit min of meer 'ziet zitten'.
Bron: Voor de verandering, een praktische inleiding in de agogische theorie, Joep Brinkman en Ben Tiggelaar: Waarom floppen veel veranderingen?