In het boek Programmatisch creëren beschrijven Jo Bos, Anne Jette van Loon & Hans Licht, binnen een context van programmamanagement, het nut en de noodzaak van strategische en operationele doelen:
Hoe belangrijk ... doelen ook zijn, in de praktijk blijken goede, richinggevende, maar vooral sturende doelen vaak lastig te formuleren. Een inspirerende visie waar mensen zich aan commiteren is een goed begin, maar de inspiratie moet zich ook in de concretisering laten gelden. Veel [teams] worstelen met deze uitdaging en komen niet verder dan vrij algemeen geformuleerde ambities. Het geheel van de doelen moet een robuust en consistent bouwwerk zijn, dat aan eenieder duidelijk maakt waar het programma voor staat en wat de opdrachtgever betrokkenen en doelgroepen er van mogen verwachten.
De doelen zijn als het ware de vlag waar het programma naar toe werkt. Doelen spelen een belangrijke rol in het verwachtingsmanagement. Voor de betrokkenen wordt expliciet waar het programma aan gaat werken. De doelen zijn de concreet gemaakte onderdelen van de totale ambitie, de visie, die met het programma wordt gerealiseerd.
Goed geformuleerde doelen maken het ook mogelijk de voortgang van het programma bij te houden (te meten, te bewaken). Zonder doelen beperkt monitoring zich tot registreren van wat er gebeurd is. Je kunt onmogelijk aangeven of het programma goed op weg is.
De doelen zijn ook datgene waarvoor de programmamanager en zijn/haar team verantwoordelijkheid nemen: wat ze gaan realiseren, en waar ze dus op aanspreekbaar zijn. De doelen bepalen op hun beurt weer welke activteiten moeten worden uitgevoerd om deze doelen ook daadwerkelijk te kunnen bereiken. Door draagvlak en instemming over doelen krijgt de programmamanager een legitimatie om op basis van die doelen te sturen.
Voor de meeste programma's is het noodzakelijk om doelen op verscheidene niveaus te beschrijven. Wij onderscheiden:
- Strategische doelen
- Operationele doelen
Strategische doelen
De strategische programmadoelen vormen de concretisering van de visie achter een programma. Dit zijn keuzen die duidelijk maken via welke wegen de visie wordt gerealiseerd. De keuzen geven aan op welke punten de werkelijkheid moet worden veranderd. In die zin geven ze veelal de overtreffende rap weer van de gewenste situatie. Ze hebben vaak de vorm van zogenaamde ER-doelen; het gaat om betER, sterkER, meER, mindER enzovoort. De strategische programmadoelen beschrijven de ideale effecten die moeten worden bereikt. De visie wordt soms vertaald in verscheidene strategische programmadoelen, en omgekeerd moet de realisatie van de strategische programmadoelen er rederlijkerwijs voro zorgen dat de visie echt dichterbij komt.
(...)
Bij het formuleren van strategische doelen kan een tweetal vragen erg dienstbaar zijn:
- Wat is de inhoudelijke opgave?
- Wat is de veranderopgave voor het programma; welke rol hebben wij daarbij?
(...)
Operationele doelen
Strategische doelen geven de richting aan van veranderingen, maar zijn onvoldoende operationeel om voor het programma als werkelijk focuspunt te dienen. Daarom moeten strategische doelen worden geoperationaliseerd ofwel concreet en meetbaar gemaakt. Operationele doelen beschrijven de concrete effecten van een programma in termen van zichtbare, meetbare veranderingen. De programmamanager is aanspreekbaar op de realisatie van de operationele doelen en stuurt daarop. Maar ook voor de projectleiders en de uitvoerende lijnmanagers zijn de operationele doelen belangrijk, omdat die helder maken welke effecten de uitvoerende activiteiten moeten opleveren. De programmamanager moet activiteiten initiëren zolang de operationele doelen niet zijn bereikt of zeker is dat ze met de reeds lopende activiteiten zeker niet worden gehaald.
(...)
Doelen SMART beschrijven
Visies en strategische programmadoelen hebben een integraal karakter en geven richting. Het gaat om lokkende perspectieven, maar ze geven weinig focus. De operationele doelen moeten dat wel doen en moeten daarom zoveel mogelijk SMART worden geformuleerd. SMART staat voor vijf kenmerken waaraan een doelstelling moet voldoen:
- Specifiek (het moet gaat om een waarneembare, concrete verandering, die zichtbaar is)
- Meetbaar (er is een of een aantal getallen aan te koppelen die duidelijk maken wanneer iets bereikt is en hoe hoog de lat ligt)
- Acceptabel (de betrokkenen zijn bereid zich ook te verbinden aan het doel en de consequenties worden geaccepteerd)
- Realiseerbaar (het doel is haalbaar in de voorziene periode)
- Tijdgebonden (het is duidelijk wanneer de doelstelling gerealiseerd is).
(...)
De doelenboom
De samenhang tussen de doelen op de verschillende niveaus wordt in beeld gebracht in een doelenboom. Een doelenboom beschrijft de verbinding tussen de visie en de doelen op de verschillende niveaus. Net als bij een echte boom is er bij de doelenboom een sterke relatie tussen de aarde en de wortels van de boom, de stam, de takken en de bladeren. Bij het maken van een doelenboom gaat het om de juiste definiëring van het doelniveau en om de consistentie tussen de niveaus.
Een andere parallel met de natuurlijke boom is de volgtijdelijkheid der dingen. Het lijkt misschien logisch om te zeggen dat de takken voortspruiten uit de stam, en dat vervolgens de bladeren aan de takken groeien, maar in werkelijkheid krijgen de stam en de wortels voeding en zuurstof van de bladeren.
Zo inspireert de visie de doelen en de concrete activiteiten, en draagt omgekeerd de doelrealisatie bij aan het levend houden van de visie.
Bron: Programmatisch creëren, Jo Bos, Anne Jette van Loon & Hans Licht