Paul Donders en Chris Sommers onderscheiden in hun boek Meesterschap naar anologie van het oude gildesysteem vijf fasen:
-
Talent (leerling): voor het talent is het belangrijk dat hij zijn eigen takenpakket goed kent en zijn passie gaat ontwikkelen. Het is in deze fase belangrijk dat je je richt op de verdieping van je vak en dat de inhoud en eisen van je functie meegroeien met de groei van je niveau.
-
Professional (gezel): het talent is uitgegroeid tot een gedegen vakman die op hoog kwalitatief niveau functioneert. Deze fase duurt ongeveer vijf jaar.
-
Reisgezel: voor de creatieve ontwikkeling van de gezel werd het van groot belang gevonden om op reis te gaan door Europa om ook van de meesters in andere culturen te leren. Het hielp hen om hun eigen stijl te ontwikkelen.
-
Meester: de meester produceert voortdurend 'meesterstukken'; hij heeft zijn eigen, unieke stijl, is een voorbeeld voor talenten en leidt ze op. De kernvoorwaarden voor meesterschap zijn: (a) ken je geschiedenis, (b) ontdek en ontwikkel intrinsieke talenten, (c) ga voor passie en perspectief, (d) integreer je talenten en passie en zoek mogelijkheden om ze gericht te trainen, en (e) zoek mentoren en leer van hen.
-
Kunstenaar: als 'grootmeester' ben je een icoon in je vak. Je verschaft nieuwe standaards en hebt (inter)nationaal invloed.
Bron: Meesterschap, Tjeerd Boersma in CV Koers, juli-augustus 2012