In het boek Coachen op gedrag en resultaat - praktijkgids voor het verzilveren van talent beschrijft Nico Smid zes competenties van een goede adviseur:
Professioneel adviseur
Adviseren vanuit een vakspecialistische discipline aan andere organisaties [en/of organisatieonderdelen]
(1) Probleemanalyse
Signaleren van problemen; herkennen van belangrijke informatie; verbanden leggen tussen gegevens. Opsporen van mogelijke oorzaken van problemen; zoeken naar ter zake doende gegevens.
Waaraan herken je deze competentie?
- Maakt duidelijk onderscheid tussen hoofd- en bijzaken.
- Gebruikt verschillende manieren om ingewikkelde problemen aan te pakken en relevante informatie te verkrijgen.
- Verzamelt informatie over de achtergronden en oorzaken van het probleem voordat hij een besluit neemt.
- Verzamelt informatie door vragen te stellen of door schriftelijke informatie bijeen te zoeken. Diept het probleem uit.
- Zoekt bij het verzamelen van informatie eerst naar de grote lijnen.
- Vraagt door in het geval van onvoldoende informatie. Vraagt gericht naar informatie die niet vooraf beschikbaar is.
- Integreert nieuw verkregen informatie met bestaande informatie.
- Maakt onderscheid tussen informatie over feiten en informatie over interpretaties of veronderstellingen.
(...)
(2) Oordeelsvorming
Op basis van beschikbare informatie juiste en realistische conclusies trekken.
Waaraan herken je deze competenties?
- Betrekt de juiste mensen en de juiste instanties bij de zaak, volgt niet klakkeloos meningen of adviezen van deskundigen en belanghebbenden.
- Betrekt mogelijke neveneffecten in zijn overwegingen.
- Heroverweegt beslissingen indienen omstandigheden of ontwikkelingen daartoe aanleiding geven.
- Benoemt van zijn eigen oordeel zowel de positieve als negatieve kanten.
- Benoemt de consequenties van verschillende acties die kunnen worden ondernomen op basis van de beschikbare informatie.
- Schat capaciteiten en mogelijkheden van medewerkers en anderen goed in.
- Kan voorbeelden geven van juist gebleken inschattingen van moeilijke situatie.
- Geeft oordelen die logisch te herleiden zijn tot de feiten en die onderbouwd zijn met beschikbare informatie en geldige argumenten.
(3) Klantgerichtheid
Onderzoeken van wensen en behoeften van de klant en hiernaar handelen. Anticiperen op behoeften van klanten. Hoge prioriteit geven aan servicebereidheid en klanttevredenheid.
Waaraan herken je deze competentie?
- Stelt zich dienstverlenend op.
- Zoekt actief naar mogelijke wensen en behoeften van klanten/afnemers; vraagt door.
- Levert meer of sneller dan afgesproken of dan de klant of de afnemer verwacht.
- Open mogelijkheid tot correctie of bijstelling van zijn acties.
- Aanvaardt verantwoordelijkheid voor gemaakte fouten, schuift klachten niet af op anderen.
- Reageert direct op een klacht, zonder zich defensief op te stellen.
- Checkt bij de klant of aan alle verwachtingen, wensen of behoeften is voldaan.
- Handelt zoveel mogelijk vanuit het belang van de klant.
- Checkt bij de klant of aan alle verwachtingen, wensen of behoeften is voldaan.
- Beperkt zijn klantgerichtheid niet tot externe klanten, maar beschouwt en behandelt zijn collega's ook als klanten.
- Maakt duidelijke afspraken met zijn klant over te leveren prestaties en diensten. Laat hierover geen onduidelijkheid bestaan. Houdt zich vervolgens aan alle afspraken.
(4) Kwaliteitsgerichtheid
Hoge eisen stellen aan kwaliteit van producten en diensten en daarnaar handelen.
Waaraan herken je deze competenties?
- Stelt hoge eisen aan de kwaliteit van producten en diensten.
- Komt regelmatig met voorstellen over verbetering van de productkwaliteit en/of service.
- Zet zich in om kwaliteit van diensten te verbeteren, geeft aan waarover hij nog ontevreden is.
- Stelt het onderwerp kwaliteit regelmatig ter discussie.
- Reageert direct corrigerend als de kwaliteit onder de maat is.
- Evalueert eigen gedrag, producten en processen in het licht van kwaliteitsnormen en standaards.
- Werkt volgens de geldende kwaliteitseisen.
- Checkt zaken voordat deze de deur uitgaan; voorkomt dat er fouten worden gemaakt.
(5) Omgevingsbewustzijn
Laten blijken goed geïnformeerd te zijn over maatschappelijke, politieke of economische ontwikkelingen en deze kennis effectief benutten voor de eigen functie of organisatie.
Waaraan herken je deze competentie?
- Kent de actuele nieuwsonderwerpen die van belang zijn voor het functiegebied.
- Stelt zich op de hoogte van economische, sociale, vakinhoudelijke en andere ontwikkelingen.
- Kijkt ook naar belangrijke ontwikkelingen in de organisatie die niet direct het eigen werkgebied betreffen. Gebruikt die informatie zonodig voor het eigen werk.
- Heeft oog voor ontwikkelingen in verwante of ondersteunende vakgebieden.
- Begrijpt aan welke politieke en maatschappelijke invloeden het functiegebied blootstaat.
- Houdt zorgvuldig rekening met nieuwswaarde, positieve en negatieve publiciteit en de effecten daarvan die het gevolg zijn van interne gebeurtenissen en beslissingen.
- Gaat vaardig om met formele en informele machtsverhoudingen en met belangentegenstellingen.
- Toont zich bewust van cultuurverschillen en gaat hier adequaat mee om.
(6) Overtuigingskracht
Proberen anderen te overtuigen van een bepaald standpunt en trachten instemming te verkrijgen door gebruik te maken van de juiste argumenten en methode.
Waaraan herken je deze competentie?
- Legt helder uit waarom iets is gedaan of gedaan moet worden.
- Uit zich enthousiast over een zaak.
- Benoemt duidelijk de voordelen van eigen ideeën en benoemt wat de nadelen zijn als men niet instemt met die ideeën.
- Krijgt zijn gehoor zo ver dat ze positief reageren op een moeilijk voorstel. Benoemt het gezamenlijk belang.
- Komt met logische en relevante argumenten op het juiste moment.
- Sluit met de eigen voorstellen en argumenten aan bij die van anderen en gebruikt op deze manier de argumenten van anderen om het eigen doel te realiseren.
- Gaat strategisch om met argumenten. Let op de reacties van zijn publiek, stemt de inhoud en/of de volgorde waarin de argumenten worden gebracht af op het publiek.
Bonuscompetentie
(7) Besluitvaardigheid
Beslissingen nemen door middel van het ondernemen van acties of zich vastleggen door middel van het uitspreken van oordelen.
Waaraan herken je deze competentie?
- Neemt snel een standpunt in en spreekt daarbij een gegrond oordeel uit.
- Confronteert: spreekt zich uit als iets niet juist is.
- Neemt besluiten op tijd. Stelt besluiten niet onnodig uit.
- Neemt een beslissing indien een snelle beslissing nodig is, ook wanneer niet alle informatie voorhanden is.
- Geeft bij uitstel van een beslissing concreet aan wanneer wel een beslissing zal worden genomen.
- Is, wanneer nodig, bereid beslissingen te nemen zonder goedkeuring van of overleg met anderen.
- Is bereid beslissingen te nemen waarvan de gevolgen niet volledig te overzien zijn.
- Neemt concrete beslissingen en communiceert deze duidelijk naar alle betrokkenen.
Bron: Coachen op gedrag en resultaat - praktijkgids voor het verzilveren van talent, Nico Smid