William van Ockham was een veertiende-eeuwse filosoof die tekeer ging tegen zijn collega's die steeds ingewikkelder veronderstellingen en theorieën ontwikkelden om de wereld te begrijpen. In die dagen was het normaal om te geloven dat degene die met de ingewikkeldste theorie op de proppen kwam, de slimste moest zijn en daarom gelijk moest hebben. Ockham redeneerde omgekeerd: hij die de eenvoudigste theorie naar voren bracht die klopte met de feiten, was degene die gelijk moest hebben. Elke onnodige veronderstelling moest wat Ockham betreft worden weggesneden alsof je een scheermes gebruikte. Dat is de kern: wat nuttig is wordt gedaan, wat niet nuttig of nodig is, wordt achterwege gelaten.
Bron: Doen wat werk - oplossingsgericht werken, coachen en managen, Coert Visser