Remember, always, that everything you know, and everything everyone knows, is only a model. Get your model out there where it can be viewed. Invite others to challenge your assumptions and add their own.
Donella H. Meadows
Modelmatig veranderen met Donella H. Meadows
Gepubliceerd in
Citaten: omdenken
feb 18 2021 Remember, always, that everything you know, and everything everyone knows, is only a model. Get your model out there where it can be viewed. Invite others to challenge your assumptions and add their own.
Three lines of defence volgens De Accountant
Gepubliceerd in
Management
feb 17 2021 GRC is een veelgebruikte afkorting voor governance, risk management & compliance. De term ‘GRC-raamwerk’ duidt op het totale beheersingskader van een organisatie. Een nieuwe term voor een oude bekende dus. Het beheersingskader wordt gebouwd rondom processen in de organisatie, met bijbehorende risico’s en controls om deze te managen.
Reactie toevoegen
Omringd door idioten (boekentip)
Gepubliceerd in
Boeken over persoonlijke effectiviteit
feb 17 2021
Omdenken met Renske Leijten
Gepubliceerd in
Citaten: omdenken
feb 17 2021 Een incident is altijd het onderzoeken waard, om te kijken of het structureel is.
Een narcistische persoonlijkheid volgens Manfred Kets de Vries
Gepubliceerd in
Management
feb 16 2021 Narcisme-kenner Manfred Kets de Vries schrijft in zijn boek Leiders, narren en bedriegers het volgende over narcisten in organisaties: Narcistische persoonlijkheden (...) komt men geregeld tegen in hoge posities in het bedrijfsleven. Het valt ook te verwachten dat veel narcistische mensen, met hun behoefte aan macht, prestige, en glamour, uiteindelijk in leiderschapsposities terecht zullen komen. Hun gevoel voor drama, hun vermogen anderen te manipuleren, hun talent voor het aangaan van snelle, oppervlakkige relaties komen hun goed van pas in het organisatieleven. Ze kunnen geweldig succesvol zijn op terreinen waaropze hun behoefte aan grootsheid, roem en mach kunnen bevredigen. Een zekere mate van narcistisch gedrag is ook wel nodig om in een organisatie succes te hebben, maar zoals alles is ook dit een kwestie van gradatie. Een beperkte dosis is bevorderlijk voor het functioneren in een organisatie. .... Hoewel de narcistische manager meestal binnengehaald wordt als iemand met grote mogelijkheden, wordt het gaandeweg duidelijk dat er iets ontbreekt - de oorspronkelijke belofte wordt nooit helemaal ingelost. Voor deze leiders zijn macht en prestige belangrijker dan de verantwoordelijkheid die zij voelen voor eindresultaten; hun energie stoppen ze eerder in projecten die op dat moment politiek gezien voordelig zijn, dan in lange-termijn doelstellingen. Hun grootste bezorgdheid geldt hun eigen positie en belangrijkheid, en de behoeften van anderen en van de organisatie tellen voor hen niet. Hun ongeremde gedrag, hun eigenwaan, arrogantie, onachtzaamheid wat betreft de organisatiestructuren en -processen, en onvermogen tot het aangaan van een werkelijke uitwisseling van ideeën schaden het functioneren van de organisatie en verhinderen een aanpassing aan interne en externe veranderingen. De manier waarop zij consequent anderen uitsluiten van de beleidsvorming, geen kritiek kunnen verdragen, niet bereid zijn tot enig compromis, heeft onvermijdelijk een ernstige negatieve invloed op de organisatie. Eén van de belangrijkste dingen die een leider moet kunnen, is oog hebben voor de emotionele behoeften van ondergeschikten en die behoeften opvangen. Leiders die door excessief narcisme gedreven worden, hebben typisch geen enkel besef van de gerechtvaardigde behoeften van hun ondergeschikten en maken misbruik van hun loyaliteit. Dit type leider buit zijn mensen uit, is gevoelloos en overambitieus, en vindt het dikwijls nodig anderen te kleineren. Dit soort gedrag leidt tot onderworpenheid en passieve afhankelijkheid, waarin ondergeschikten hun kritische functie niet meer vervullen. Het trieste is dat deze leiders zelf zelden in de gaten hebben wat hun beweegredenen zijn. Meestal moeten er eerst ernstige persoonlijke moeilijkheden - fysieke aftakeling, een tegenvallende carrière, huwelijksproblemen, of een toenemend gevoel van leegte in hun werk en in hun relaties - komen voordat zulke mensen zich beginnen af te vragen wat hun overkomt en waarom. Bron: Leiders, narren en bedriegers, Manfred Kets de Vries Tags:
Systematische veranderen met Donella H. Meadows
Gepubliceerd in
Citaten: systeemdenken
feb 16 2021 Running the same system harder or faster will not change the pattern as long as the structure is not revised.
The toughtless design of everyday things (boekentip)
Gepubliceerd in
Boeken over persoonlijke effectiviteit
feb 15 2021
Kennisrijke oordeelsvorming volgens De Moncrif
Gepubliceerd in
Citaten: omdenken
feb 15 2021 Het bezit van kennis geeft twee voordelen: men oordeelt minder en men oordeelt beter.
Belangrijke onderwijskundige begrippen - Cognitieve theorie van multimediaal leren (Richard E. Mayer)
Gepubliceerd in
Bluff Your Way Into
feb 14 2021 Cognitieve theorie multimediaal leren (12 ontwerpprincipes) van Richard E. Mayer
... Boeken:
Zie ook:
Alias:
Cognitieve multimedia theorieDe theorie van Mayer (2001) is een verdere uitwerking van de cognitivistische visie op leren. De kern van de cognitivistische visie is dat studenten bij hun leerproces 'schema's' opbouwen die in hun langetermijngeheugen worden opgeslagen. Deze schema's worden soms interne structuren, mentale schema's of mentale modellen genoemd. Ze vormen de basis voor verder leren. Dank zij de voorhanden zijnde schema's in ons geheugen kunnen we nieuwe informatie situeren (selectief waarnemen), organiseren en verder integreren. Het leerproces dat leidt tot de opbouw van de schema's (verder vooral mentale modellen genoemd) gebeurt in een drietal gerelateerde processen: selectieprocessen, organisatieprocessen en integratieprocessen. Bij de selectieprocessen selecteert de student uit de aangeboden leermaterialen die informatie die hij/zij relevant vindt/ ervaart om te worden opgenomen. Deze selectie is uiteraard bepaald door de manier van presenteren (bijv. de multimedia presentatie), maar ook door de reeds aanwezige voorkennis. De organisatieprocessen zorgen er voor dat de nieuwe verworven informatie tot mentale modellen wordt georganiseerd en geëlaboreerd. Uiteindelijk wordt deze nieuwe informatie ook weer gekoppeld aan de reeds aanwezige voorkennis. Dit zijn de integratieprocessen. De bestaande mentale modellen worden hierbij verdere georganiseerd en geëlaboreerd. De cognitieve multimedia theorie benadrukt dat in het — zeer kort beschreven — proces de multimedia kenmerken van de informatie van belang zijn. Mayer & Moreno maken hierbij een fundamenteel onderscheid tussen informatie die via beelden (tekst, plaatjes, animatie, video) wordt aangeboden en informatie die via een auditief kanaal wordt aangeboden. Ze schuiven — samen met andere auteurs — drie belangrijke veronderstellingen/assumpties voorop: de dual channel assumptie, de limited capacity assumptie en de active processing assumptie. We beschrijven beknopt deze drie veronderstellingen omdat pas dan de verschillende ontwerpprincipes goed kunnen worden begrepen. (1) Dual channel assumptie Paivio (1986), Baddeley (1995) en Neath (1998) stellen dat we via twee aparte kanalen informatie verwerken. Enerzijds beeldende informatie die via de ogen wordt aangeboden (woorden, animatie, illustraties, enz.) en in het visuele kanaal tot mentale modellen verwerkt. Anderzijds informatie die via de oren wordt opgenomen en dus via het auditieve kanaal wordt verwerkt tot mentale modellen. Mayer (2001) bouwt verder op de bevindingen van Paivio en Baddeley om deze assumptie te betrekken bij de cognitieve multimedia theorie. [W]e leren via een auditief/verbaal en een pictorieel/visueel kanaal. Informatie die auditief of verbaal wordt aangeboden zal worden verwerkt tot een ver-baal/auditief model. Een pictorieel/visueel model zal het resultaat zijn van de verwerking van de informatie die visueel/pictorieel wordt aangeboden. Een opmerking hierbij is dat woorden, ... op twee manieren kunnen worden aangeboden : verbaal/auditief (gesproken) en visueel/pictorieel (gedrukte tekst). Hoewel de lerende over twee kanalen beschikt om informatie op te nemen en te verwerken staan die niet los van elkaar. Er zijn wisselwerkingen tussen beide. Het model wordt in stappen doorlopen: 1) het selecteren van relevante woorden voor het verwerken in het verbale werkgeheugen en/of het selecteren van relevante beelden voor het verwerken in het visuele werkgeheugen; 2) het organiseren van de geselecteerde woorden tot een verbaal model en/of het organiseren van de geselecteerde beelden tot een visueel model en 3) het integreren van de verbale en visuele modellen met de reeds aanwezige voorkennis). (2) Limited capacity assumptie De tweede assumptie stelt dat iedereen beperkt is in hoeveelheid informatie die in het werkgeheugen kan worden vastgehouden. Sweller & Chandler (1994,1991b), Chandler & Sweller (1991a) en Sweller (2003) hebben rond deze assumptie een eigen theorie uitgewerkt die door Tabbers (2002), Brnken, Plass & Leutner (2003) en Paas, Renkl & Sweller (2003) uitgebreid wordt besproken. Mayer bouwt verder op deze Cognitive Load Theory. De informatie die in het werkgeheugen kan worden vastgehouden, is slechts een kleine deelverzameling van de informatie die men waarneemt of aangeboden krijgt. Dit heeft zijn invloed op zowel het visuele/pictoriële als het auditieve/verbale kanaal. Wanneer materialen worden ontworpen, moet daarmee ook rekening worden gehouden. Enkel informatie aanbieden via het visuele kanaal betekent dat we de beschikbare capaciteit via het auditieve kanaal negeren. Teveel tekst aanbieden remt af; teveel audio-informatie aanbieden remt af. (3) Active processing assumptie Deze assumptie gaat er vanuit dat lerenden spontaan actief informatie verwerken tot een coherent geheel van schema's/mentale modellen. De assumptie gaat dus uit van een aangeboren neiging om informatie gebaseerd op eigen 'ervaringen' te selecteren, te organiseren en te integreren met eerder opgedane kennis. De actieve verwerking leidt tot het opbouwen (elaboreren en organiseren) van de mentale modellen. Overzicht van de mogelijke mentale modellen
De drie assumpties zijn de pijlers van de Cognitieve Multimedia Theorie. Ze bepalen de manier waarop multimediale informatie wordt verwerkt. Ze vormen ook de basis voor verschillende principes van het ontwerpen van multimediale leermaterialen. In de volgende paragrafen overlopen we deze ontwerpprincipes. We herhalen dat elk principe onderbouwd is met uitgebreid onderzoek, dat in de context van dit hoofdstuk niet in detail kan worden besproken. We verwijzen de geïnteresseerde lezer naar de aange-geven bronnen. De Cognitieve Theorie voor Multimediaal LerenWe zullen er vaker aan refereren in dit boek: wanneer docenten informatie in woord en beeld aanbieden, dan is de kans dat leerlingen die informatie Bron: Wijze lessen - 12 bouwstenen voor effectieve didactiek, Tim Surma (e.a.) 12 Ontwerpprincipes van multimediaal lerenDe Cognitive Theory of Multimedia Learning, uitgewerkt door Richard E. Mayer, vertrekt vanuit drie veronderstellingen: [01] Het coherentieprincipe (coherence principle): leerlingen leren beter wanneer alle overbodige elementen (woorden, afbeeldingen, geluiden) worden weggelaten uit het leermateriaal. Daardoor kunnen de leerlingen beter focussen op de essentie. [02] Het signaliseringsprincipe (signaling principle): leerlingen leren beter wanneer er verbale (titels, signaalwoorden enzovoort) en visuele (pijlen enzovoort) aanwijzingen zijn voor de organisatie van het (belangrijkste) materiaal. [03] Het redundantieprincipe (redundancy principle): gedrukte woorden toevoegen leidt niet tot betere leerresultaten wanneer er al beeldmateriaal en gesproken woorden aangeboden worden. [04] Het ruimtelijk nabijheidsprincipe (spatial contiguity principle): leerlingen leren beter wanneer woorden en afbeeldingen die samen horen dichter bij elkaar worden afgebeeld op het scherm of op het blad dan wanneer ze verder van elkaar staan.
[05] Het tijdelijk nabijheidsprincipe (temporal contiguity principle): leerlingen leren beter wanneer woorden en afbeeldingen die samen horen tegelijkertiid worden afgebeeld op het scherm of op het blad dan wanneer ze na elkaar worden getoond.
[06] Het segmenteringsprincipe (segmenting principle): leerlingen leren beter wanneer ze de les op hun eigen tempo in verschillende stappen kunnen doorlopen dan wanneer het één doorlopend geheel is.
[07] Het voortrajectprincipe (pre-training principle): leerlingen leren beter wanneer ze vooraf al vertrouwd zijn met de namen en de eigenschappen van de belangrijkste concepten die in het lesmateriaal aan bod komen.
[08] Het modaliteitsprincipe (modality principle): leerlingen leren beter wanneer beeldmateriaal is verrijkt met audio dan met tekst.
[09] Het multimedia principe (multimedia principle): leerlingen leren beter wanneer ze tekst en afbeeldingen te zien krijgen dan wanneer alleen tekst wordt gebruikt.
[10] Het personaliseringsprincipe (personalization principle): leerlingen leren beter van multimediaal materiaal wanneer alledaagse spreektaal wordt gebruikt in plaats van formeel taalgebruik.
[11] Het stemprincipe (voice principle): leerlingen leren beter wanneer ze een vriendelijke menselijkke stem horen in plaats van een
[12] Het afbeeldingsprincipe (image principle): leerlingen !eren niet noodzakelijk beter wanneer de afbeelding van de spreker op het scherm wordt toegevoegd.
Deze principes zijn uitgebreid onderzocht en blijken zeker binnen natuurwetenschappelijke kennisdomeinen geldig te zijn. Ze zijn ook effectiever dij lerenden met weinig voorkennis en een goed ontwikkeld ruimtelijk voorstellingsvermogen. Binnen het sociaal-wetenschappelijke kennisdomein blijken de ontwerpprincipes niet of minder van toepassing te zijn?.
Mayer’s ontwerpprincipes van multimedialeren
(2) Redundancy Principle: People learn better from pictures and narration than from pictures, narration and on-screen text.
Bron: http://www.rbbh.nl/kennisclip/dia02.htm Twaalf ontwerpprincipes voor multimedialeren (Richard E. Mayer)[01] Multimediaprincipe: tekst én beeld is beter dan tekst alleen.
[02] Modaliteitsprincipe: in combinatie met beeld is audio beter dan geschreven tekst. Dat laatste leidt tot overbelasting van het visuele kanaal.
[03] Redundantieprincipe: beeld plus audio is beter dan beeld plus audio plus tekst. Dat laatste leidt tot 'cognitieve overload'.
[04] Signaalprincipe: stuur de aandacht naar kritische en essentiële aspecten van het leermateriaal d.m.v. extra markeringen.
[05] Ruimtelijke nabijheidsprincipe: de ruimte tussen corresponderende woorden en beelden moet minimaal zijn.
[06] Tijdelijke nabijheid principe: corresponderende woorden en beelden moeten tegelijkertijd verschijnen.
[07] Coherentieprincipe: vermijd overbodige, ongerelateerde woorden, beelden en geluiden.
[08] Segmentatieprincipe: geef student controle over leren, zodat men 'complex' materiaal kan opdelen. Bijvoorbeeld door kennisclip stil te zetten.
[09] Pré-trainingsprincipe: sluit aan bij voorkennis van student. Voorzie anders in aanvullende conceptie, definities en/of pré-clip
[10] Personalisatie van woord: gebruik een communicatieve schrijfstijl (met inbegrip van het gebruik van de ik- en je-vorm)
[11] Stemprincipe: mensen leren beter van een menselijke stem dan van een computerstem.
[12] Beeldprincipe: het heeft (nog) geen meerwaarde om, naast de visuele animatie, ook de lesgever in beeld te brengen. De stem volstaat.
Cognitive Theory of Multimedia Learning (CTML)De 'Cognitive Theory of Multimedia Learning' (CTML) werd uitgewerkt door Mayer en zijn collega's en bouwt voort op drie centrale assumpties die al eerder in dit thema aan bod zijn gekomen: Bron: Onderwijskunde als ontwerpwetenschap - van leren naar instructie, Martin Valcke Tags:
Contra-productieve managementpatronen volgens Douglas McGregor
Gepubliceerd in
Citaten: management
feb 14 2021 If we value cooperation, why have we designed so many structures that reward people for competing more than cooperating? Tags: |
Meer artikelen...
|
|
JPAGE_CURRENT_OF_TOTAL |
Key to victory is deciding which battles to fight -and, above all, which battles not to fight. Sun-Tzu |
Upstream Bij Bol.com |