IT-servicemanagement volgens ISM
Gepubliceerd in
Informatiemanagement
Binnen ISM worden de vakgebieden IT-servicemanagement (ITSM), Functioneel beheer, Applicatiebeheer op bovenstaande wijze gemodelleerd.
ISM verstaat onder het begrip informatiemanagement, het managen van informatie en informatiesystemen, gedurende de gehele levenscyclus. Informatiemanagement is dus feitelijk het managen van de informatievoorziening. De term informatiemanagement wordt in de praktijk nog wel eens gelijk gesteld met functioneel beheer, maar heeft dus binnen ISM bredere scope. Dit terwijl binnen BiSL juist de term 'Functioneel beheer' breed is gedefinieerd en zowel informatiemanagement als functioneel beheer omvat. In bovenstaande figuur is - om verwarring te voorkomen - de term 'Informatiemanagement' weggemodelleerd.
Functioneel beheer
Beheer gericht op het specificeren van de door de gebruikers benodigde functionaliteit, het aansturen van IT-beheer, en het ondersteunen van de gebruikers.
Informatievoorziening (IV)
Het geheel van bedrijfsmiddelen (binnen ISM vervat in 'People, Process en Product'), waarmee wordt voorzien in de informatiebehoefte van een organisatie. Binnen het negenvlaksmodel van Maes wordt de informatievoorziening opgedeeld in de domeinen Informatie en IT.
Het Informatie-domein (ook wel functioneel beheer-genoemd) gaat over het specificeren en aansturen. Het IT-beheerdomein richt zich op het leveren. Voor de term IT-beheer wordt IT-management gebruikt als synoniem. In het domein IT-beheer komen technisch beheer (managen van technische infrastructuur) en applicatiebeheer (managen van applicaties). De samenwerking en samenhang tussen beide disciplines wordt gemanaged door IT-servicemanagement (ITSM). Bij ITSM staat de output centraal die door deze samenwerkende disciplines wordt gerealiseerd, oftewel de IT-service.
Vanuit het perspectief van de eindgebruiker is het onderscheid tussen de beschikbaar gestelde (integrale) informatievoorziening en een IT-service. Dit verschil zit alleen in de extra ondersteuning die de gebruiker vanuit functioneel beheer krijgt bij het gebruik van de IT-service en in de niet-geautomatiseerde componenten die naast de IT kunnen worden ingezet.
IT-service
Een IT-service is de levering van functionerende functionaliteit. IT-services worden door IT-beheerorganisaties beschikbaar gesteld aan gebruikersorganisaties, ten behoeve van hun informatievoorziening. Met een IT-service is een gebruiker in staat geautomatiseerde gegevens te verwerken en te ontsluiten. Een IT-service is niet tastbaar of houdbaar, in tegenstelling tot producten die na productie nog steeds bestaan. Een IT-service wordt bepaald door haar functionaliteit en haar functioneren (gedrag).
IT-servicemanagement (ITSM)
ITSM is verantwoordelijk voor het managen van de IT-dienstverlening. ITSM houdt zich uitsluitend bezig met het managen van de IT-dienstverlening, niet met de technische uitvoering daarvan. De functie ITSM organiseert procesmatig de totstandkoming van de dienstverlening. De meer operationele uitvoering of realisatie van het beheer valt onder applicatiebeheer en/of technisch beheer. ITSM richt zich op het opstellen/bewaken van SLA’s, het bouwen en onderhouden van het informatiesysteem en de levering van IT-services (door Applicatiebeheer en Technisch beheer). Het leveren van IT-services wordt Service Deilivery genoemd. Een servicemanager is de rol of functie die vanuit de IT-beheerorganisatie verantwoordelijk is voor het managen van een service.
Binnen IT-servicemanagement staat het begrip 'IT-service' centraal. Een IT-service ontstaat door het realiseren (bouwen en beheren, oftewel het managen) van informatiesystemen. Anders gezegd: IT-services ontstaan door het management van informatiesystemen. De kwaliteit van de IT-service wordt bepaald door de kwaliteit van ITSM én de kwaliteit van het informatiesysteem.
De kern van de IT-service voor de klant is het begrip waarde. 'Waarde' kan worden opgedeeld in twee elementen: functionaliteit (bruikbaarheid; utility) en functioneren (zekerheid; warranty). Binnenl ITIL v3 wordt utility gedefinieerd als de functionaliteit die een specifiek doel dient (fitness for purpose) en staat warranty voor de aspecten van een dienst zoals beschikbaarheid, betrouwbaarheid etc. (fitness for use).
ISM hanteert de term IT-beheer voor het beheren (managen) van het verantwoordelijkheidsdomein IT. IT-beheer richt zich op het bouwen van informatiesystemen en het leveren van IT-services. IT-beheer vormt de Supply-organisatie die de IT-services aan de Demand-organisatie levert. De Demand-organisatie wordt in het negenvlaksmodel vertegenwoordigd door Functioneel Beheer, dat tussen de IT-beheerorganisatie en de Business zit.
Applicatiebeheer
Applicatiebeheer als functie betreft het organisatieonderdeel dat verantwoordelijk is voor het beheren van applicaties. Applicatiebeheer als activiteit kan worden gedefinieerd als dat deel van IT-management dat zich richt op het beheren van applicaties. Onder de activiteiten van applicatiebeheer vallen het ontwikkelen, onderhoudeb, en het in stand houden van applicaties. Applicatiebeheer is een onderdeel van het IT-domein, en onderscheidt zich daarmee van functioneel beheer dat deel uit maakt het informatie-domein.
Technisch beheer
Deel van beheer dat zich richt op het ontwikkelen, onderhouden en in stand houden van de technische infrastructuur.
Bron: De ISM-methode (2010), Wim Hoving en Jan van Bon, http://www.ismportal.nl/nl/de-termen-beheer-en-management
Laatst aangepast op woensdag, 27 december 2017 07:32
Gepubliceerd in
Bluff Your Way Into
De marketingmix, ookwel de 4 P's genoemd, bevat onderstaande vier elementen voor het bepalen van het marketingbeleid:
-
Product: dienst of goederen waarmee klant behoeften vervult; het gaat om het feitelijke product (actual product volgens Kotler) en eigenschappen als verpakking, garantievoorwaarden, opties, maatwerk, leveringsvoorwaarden en de geboden service.
-
Prijs: prijststelling voor product of dienst, verkoopprijs, kortingen, marge, betalingstermijn, servicekosten en levensduur.
-
Promotie: welke activiteiten worden ingezet voor het 'communiceren met de markt' en (dus) het bevorderen van de verkoop, reclame, imago, voorlichting, publiciteit.
-
Plaats: hoe komt het product uiteindelijk bij de consument? Distributie, logistiek, verkoopkanalen, beschikbaarheid, levertijd.
Binnen dienstverlenende bedrijven kan de marketingmix worden uitgebreid met een 5e P: 'Personeel' (opleiding, vriendelijkheid, etc.).
Interessant genoeg worden de 4 P's toegeschreven aan Philip Kottler, terwijl Neil H. Borden in 1964 toch écht als eerste de 4 P's heeft geformuleerd. Typisch geval van slechte marketing dus.
Bron: Models, Businessmodellen met body (2006), Marischka Setz en Tom W. den Hoed
Bron: http://zakelijk.infonu.nl/marketing/1381-de-marketingmix-4-ps.html
Laatst aangepast op woensdag, 27 december 2017 08:00
Gepubliceerd in
Bluff Your Way Into
Eenheden In CSS zijn er zeer veel eenheden voor de grootheid ‘grootte’. Waar het in Nederland gebruikelijk is om het te hebben over millimeter, centimeter, meter en kilometer (en enkele tussenliggende eenheden) zijn er in CSS negen verschillende eenheden onderverdeeld in drie soorten. En al deze eenheden kunnen zowel positief als negatief worden gebruikt. Bij negatieve waardes dien je wel een --teken voor het getal in te voegen.
Absolute eenheden De eenvoudigste eenheden zijn de absolute eenheden. Hieronder vallen de mm (millimeters), cm (centimeters), in (inches), pt (points of punten) en pc (pica’s). Deze groep eenheden wordt absoluut genoemd omdat ze vast staan: één centimeter is één centimeter, waarbij het niet uitmaakt of je een groot of klein, wit of zwart of oud of nieuw computerscherm tot je beschikking hebt. De eenheden die we in het dagelijks leven ook tegenkomen (millimeters, centimeters en inches) worden in de websitewereld niet zo veel gebruikt. Wél bekend is de point, welke ook in programma’s als Word voorkomt om de lettergrootte in te stellen. Ook met CSS dient deze eenheid vooral dat doel: lettergrootte. De pica is gebaseerd op de point: één pica is twaalf points.
Relatieve eenheden In tegenstelling tot de absolute eenheden (die helemaal vast staan) verschillen de relatieve eenheden keer op keer. In CSS zijn er hier twee van, die sterk op elkaar leunen: em en ex. Ze zijn gebaseerd op de grootte van (delen van) een letter. De eenheid em is gelijk aan de tekstgrootte in punten van het element waarop het wordt toegepast. De eenheid ex is gelijk aan de grootte van de (kleine) letter x in punten. Waar de em dus (bij gelijke tekstgrootte) gelijk blijft kan de ex (per lettertype verschillen). Onderstaande afbeelding illustreert dit verschil zeer duidelijk. Dit is ook de reden waarom Times New Roman kleiner lijkt (of is) dan Arial in een gelijke lettergrootte.
Het omrekenen van points naar centimeter, kan online via deze converter.
Bron: http://www.websiteforum.nl/viewtopic.php?f=42&t=1570
Laatst aangepast op vrijdag, 19 januari 2018 21:29
Relevante aspecten van een project
Gepubliceerd in
Bluff Your Way Into
Ad (1) Projectdefinitie/-beschrijving {PROJECTINHOUD}
- Aanleiding
- Probleemstelling
- Doel
- Beoogde resultaat
- Afbakening (scope)
- Randvoorwaarden
- Raakvlakken/afhankelijkheden
Ad (2) Plan van aanpak {PROJECTWEG}
- Fasering (activiteiten, (tussen)resultaten)
- Beslismomenten
- Werkstructuur (deelprojecten, relaties)
- Benodigde mensen/middelen
- Planning (raming kosten, doorlooptijd)
Ad (3) Beheersaspecten {PROJECTBEHEERSING}
- [T] tijd (wanneer): doorlooptijden, mensen, middelen
- [G] geld (hoe rendabel): kosten, opbrengsten
- [K] kwaliteit (hoe goed): voornaamste randvoorwaarden en eisen
- [I] informatie (op basis waarvan): codering, distributie, wijzigingen
- [O] organisatie (voor wie/door wie): structuur, bezetting, taken
---------------------------------------------------
- [O] Omgeving
- [R] Risico’s
'Beheersen' gaat over het maken van plannen voor de relevante beheersaspecten (normstelling) en het beschrijven van de wijze van voortgangsbewaking.
Beheersinstrumenten
- Decompositie: benoemen deelresultaten
- Fasering: logisch groeperen van inhoudelijke activiteiten die nodig zijn om (deel)resultaat te bereiken
- Opstellen plannen (productbeschrijvingen, toleranties)
- Toepassing PDCA-cyclus
Laatst aangepast op zaterdag, 06 januari 2018 07:54
3-P model: People, Process en Product
Gepubliceerd in
Bluff Your Way Into
Bedrijfsmiddelen kunnen worden ingedeel in de de drie-enheid:
-
People: wie voert de activiteiten uit? Het begrip 'People' staat voor de mens en zijn kennis, maar ook de afdeling, rol, functies en cultuur.
-
Process: wat doet een organisatie? Een organisatie structureert activiteiten die onderling samenhang door middel van processen.
-
Product: waarmee worden de activiteiten uitgevoerd? Hulpmiddelen die gebruikt worden om de uitvoering van processen te ondersteunen.
Bron: De ISM-Methode, Wim Hoving en Jan van Bon
Laatst aangepast op woensdag, 27 december 2017 08:00
Gepubliceerd in
Management
Om een organisatie minder afhankelijk te maken van de persoonlijke kenmerken van mensen en meer structuur aan te brengen, worden rollen en functies gehanteerd. Door te werken met persoonsonafhankelijke rollen en functies te gebruiken, is het voor een organisatie eenvoudiger om wijzigingen in het medewerkersbestand te verwerken. Bovendien is het eenvoudiger medewerkers te trainen in vaardigheden die voor een bepaalde rol of functie nodig zijn.
Hoving en Van Bon definiëren het onderscheid tussen rollen en functies als volgt:
- een medewerker heeft een functie
- per functie is een takenpakket vastgelegd in termen van taken, bevoegdheden en verantwoordelijkheden (TBV)
- een rol is een verzameling taken die betrekking hebben op overeenkomstige en samenhangende activiteiten
- een functie kan uit één of meer rollen bestaan
- een rol kan aan verschillende functies worden gekoppeld
Het doel van het bepalen van rollen en functies is het ordenen van de relaties tussen mensen (People) en activiteiten (Process), waarbij rollen abstract zijn en functies persoonsgebonden zijn. De betrokkenheid bij een activiteit kan verschillende vormen hebben. Deze vormen kunnen worden ingedeeld met behulp van het RACI-model.
De toekenning van activiteiten aan rollen, en van rollen aan functies is een organisatiespecifieke keuze, die wordt vastgelegd in het zgn. functiehuis van een organisatie.
Bron: De ISM-Methode, Wim Hoving en Jan van Bon
Laatst aangepast op vrijdag, 29 december 2017 22:15
Drie werkvormen: routine, improvisatie, project
Gepubliceerd in
Management
Projectmatig werken bevindt zich als werkvorm bevindt projectmatig werken zich tussen de twee uitersten van improvisatie en routine. Bij projectmatig werken is sprake van een toenemende voorspelbaarheid voor wat betreft het (project)resultaat en de (project)weg.
Een unieke opgave plaatst een organisatie voor een nieuwe situatie waarop de organisatie (nog) geen pasklaar heeft. De organisatie zal moeten zoeken naar een passende aanpak waarbij de altijd begrensde menskracht en middelen doelgericht worden ingezet om het gewenste resultaat te bereiken.
Unieke opgaven brengen altijd risico’s met zich mee. Improviseren is mooi, maar riskant. Op routines kan niet worden teruggevallen. Planmatig werken is het devies. Eerst denken dan doen! Afspraken maken én nakomen! Als er iets gebeurt, snel de koppen bijeen en bijsturen.
Kenmerken projectmatig werken (1)
- Voorzien
- Planning aanpak
- Nogal zeker
- Steeds duidelijker
- Gewenst
Kenmerken projectmatig werken (2)
- Tijdelijke middelen
- Doel is effectiviteit
- Tijdelijke structuur van organisatie, taken, bevoegdheden en verantwoordelijkheden
- Stapsgewijze concretisering van het eindresultaat
- Gebruiker toetst tussenresultaten aan de vraag
- Opdrachtgever-opdrachtnemer-relatie
- Verdeling van activiteiten over fases waarbij gelijkmatige inzet van middelen vaak niet mogelijk is.
- Nieuw, nog niet eerder gedaan, nieuwe wegen van werken bedenken (vooraf, om inzet van middelen te beperken)
- Gerelateerd aan doelen van de organisatie die een verandering met zich mee brengen
- Risico’s vooraf ingeschat; planmatig
- Gestructureerde communicatie
- Gebudgetteerd T, G, totaal en andere verdeling naar de segmenten
- Formeel
Wanneer welke werkvorm?
(1) Routinematig: nadruk ligt op efficiency; over een lange periode gelijke prestaties leveren met (relatief) constante eigenschappen.
Werkwijze Een opgave van de gebruiker wordt vertaald in standaardaanpakken zoals de organisatie die gewend is
Voordeel Een routinematige aanpak ligt het meest voor de hand wanneer men een bepaald resultaat moet blijven bereiken onder gelijkblijvende omstandigheden en met gelijkblijvende middelen. Routinematig werken heeft als voordeel dat het relatief efficiënt is, omdat de gebaande paden (communicatiekanalen, besluitvormingsprocedures, enz.) volgt en omdat mensen zich niet uitvoerig op nieuwe functies hoeven voor te bereiden.
(2) Projectmatig: nadruk ligt op effectiviteit; eenmalig een maximale prestatie leveren, gegeven een beperkte hoeveelheid middelen
Werkwijze De oorspronkelijke opgave van de gebruiker, klant of opdrachtgever wordt stapsgewijs vertaald in steeds gedetailleerdere specificaties. Hierdoor kan de gebruiker regelmatig tussenresultaten toetsen aan zijn vraag.
Voordeel Projectmatig werken biedt in het algemeen het voordeel van een meer resultaatge¬richte of effectieve aanpak (planmatige inzet van mensen en middelen).
(3) Improviseren: nadruk ligt op flexibiliteit; zo snel mogelijk aan de slag gaan nadat een doel of probleem is geconstateerd
Werkwijze Er wordt geprobeerd de vraag van de gebruiker zo snel mogelijk te beant¬woorden (snelle ad-hoc oplossingen).
Voordeel Improviserend werken ligt het meest voor de hand indien er iets volstrekst nieuws dat onder volstrekt onbekende omstandigheden en met onbekende middelen aangepakt moet worden. Improviserend werken nl. in het algemeen als voordeel dat het flexibiliteit biedt. Juist omdat men niet aan vaste procedures en regels is gebonden, kan men – bij wijzigende omstandigheden – hierop sneller inspelen. Het ligt ook voor de hand dat men bij een improviserende aanpak die nieuwe omstandigheden eerder ontdekt.
Laatst aangepast op vrijdag, 29 december 2017 22:13
'Functioneel applicatiebeheer' bestaat niet
Gepubliceerd in
Informatiemanagement
Martijn Buurman stelt in een artikel in Computable dat de term 'Functioneel applicatiebeheerder' feitelijk niet klopt. Hij baseert deze mening op de definities van functioneel beheer en applicatiebeheer (uit het boek 'Functioneel Beheer' van Kees Ruigrok en Ernst Bosschers)
Functioneel beheer is verantwoordelijk voor het tegen aanvaardbare kosten en kwaliteit in stand houden van de gewenste informatievoorziening ten behoeve van de gebruikersorganisatie tijdens de gehele levenscyclus van informatiesystemen.
Applicatiebeheer is verantwoordelijk voor het tegen overeengekomen kosten en kwaliteit in stand houden en onderhouden van de bedrijfsapplicaties en de bijbehorende gegevensverzamelingen tijdens de gehele levenscyclus van de informatiesystemen.
Buurman stelt dat het wezenlijke verschil tussen de applicatiebeheerder en functioneel beheerder is dat de applicatiebeheerder zich niet bezig moet houden met de inhoud van de gegevensverzamelingen, zolang ze maar beschikbaar zijn voor de business. De functioneel beheerder daarentegen heeft juist als doel middels bepaalde functionaliteiten de juiste informatie aan te bieden aan de business. Dit leidt tot de conclusies dat deze 'twee doelstellingen niet op één plek of bij één persoon neergelegd kunnen en mogen worden'. Buurman illustreert dit treffend met metafoor van een bakker die zou bepalen wat je op je brood smeert.
De kern van het betoog van Buurman is dat functioneel beheer en applicatiebeheer verschillen in qua verantwoordelijkheid en dus gescheiden moeten worden. In de reacties wordt dit afgedaan als (te) theoretisch.
In één reactie wordt gewezen op het feit dat NGI wél (in "Functies in de Informatica") de functie "Functioneel applicatiebeheerder" onderkent, waarbij deze als volgt wordt gedefinieerd: "De Functioneel Applicatiebeheerder is primair ervoor verantwoordelijk dat functionaliteit van een applicatie aan de eisen en wensen van de gebruikers blijft voldoen en dat deze functionaliteit consistent blijft. De Functioneel Applicatiebeheerder werkt nauw samen met de Gebruiksbeheerder die primair voorstellen voor wijzigingen opstelt. Functioneel Applicatiebeheerder stuurt de realisatie van wijzigingen aan en implementeert in overleg met de gebruikers de nieuwe versie van het systeem. Soms is de Functioneel Applicatiebeheerder ook een vraagbaak van gebruikers en lost (in de 2e-lijn: incidenten en structurele) problemen op. Deze functie komt in vele organisaties voor. ..."
Een andere reactie ondersteunt de stelling van Buurman door te wijzen op het feit dat binnen het IT-beheer van informatiesystemen drie verschillende niveaus: - Technische infrastructuur (ITIL) - Applicatie niveau, Technisch; ook wel applicatiebeheer genoemd (ASL) - Applicatie niveau, Functioneel; ook wel functioneel beheer genoemd (BiSL) De eerste twee niveaus maken deel uit van de IT-beheerorganisatie, terwijl functioneel beheer deel uitmaakt van de gebruikersorganisatie (of op zijn minst deze vertegenwoordigt!).
Het feit dat dergelijke discussies nog levend gevoerd kunnen en moeten worden, verraadt mi vooral de onvolwassenheid van beide vakgebieden.
Bron: http://www.computable.nl/artikel/ict_topics/beheer/3724412/1277800/functioneel-applicatiebeheerder-bestaat-niet.html
Laatst aangepast op vrijdag, 17 november 2017 22:05
Gepubliceerd in
Management
Laatst aangepast op woensdag, 03 januari 2018 09:54
Het goede leven volgens Covey
Live, love, learn and leave a legacy.
Stephen Covey
Laatst aangepast op vrijdag, 06 april 2012 05:54
|