In haar masterthesis geeft Tamara Kroll de onderschaande beschrijving van de wat Lean inhoudt:
Lean is te vertalen als slank en lenig. Lean is een filosofie of methodiek waarbij het voldoen aan klantwensen, verspilling vermijden en bedrijfsprocessen verbeteren, kenmerken zijn. Het begrip Lean is door de Amerikaan Jim Womack en de Engelsman Dan Jones van Japan naar het Westen gebracht. In het boek ‘The machine that changed the world’ doen zij verslag van hun onderzoek naar het verschil in effectiviteit van verschillende autofabrikanten.
Het ‘lean’ produceren komt oorspronkelijk uit het Toyota productiesysteem dat vlak na de Tweede Wereldoorlog in deze autofabriek in Japan ontwikkeld werd. Hierbij werd er niet zozeer geproduceerd in batches of aantal producten maar geheel op wens van de klant. Door te bepalen op welke wijze waarde voor de klant gerealiseerd kon worden en verspilling te elimineren ontstond een efficiënte productiemethode. Deze ‘slanke’ productie zou leiden tot verbetering van kwaliteit en een kostendaling van het product en daarmee een verbetering van bedrijfsresultaat.
Het doel van Lean is waarde maximalisatie door minimalisatie van verspilling (alles wat geen waarde toevoegt) en continue verbeteren. Dit vereist meer dan verandering in procedures, het vereist veranderingen in het denken van mensen en uitvoeren van productieprocessen door continue verbeteringen in de organisatie (Rouppe van der Voort et al, 2010).
Lean biedt niet alleen de mogelijkheid meer te doen met minder, maar voorziet ook in een manier om werk meer bevredigend te maken door het voorzien in directe feedback om inspanningen om te zetten van verspilling in waarde. Daarnaast biedt het een manier om nieuw werk te creëren boven het schrappen van banen in de naam van efficiency (Rouppe van der Voort et al, 2010). Lean gaat vooral over middelen, processen, gedragsverandering (cultuur) en lange termijn strategie.
Het basisprincipe van Lean is dus dat alleen die activiteiten uitgevoerd moeten worden die direct of indirect positief bijdragen aan de door de klant ervaren kwaliteit van zorg. Alleen deze activiteiten voegen waarde toe voor de klant. Activiteiten die geen waarde toevoegen worden geëlimineerd waardoor meer tijd en geld beschikbaar komt om meer waardetoevoegende activiteiten uit te voeren.
"What I like doing best is Nothing,” said Christopher Robin. “It’s when people call out to you, ‘What are you going to do?’ and you say ‘Oh, Nothing,’ and then you go and do it. It means just going along, listening to all the things you can’t hear, and not bothering. A.A.Milne
Een bekwaamheid is een combinatie van kennis, vaardigheden en houding nodig om effectief te handelen in een kenmerkende praktijksituatie. Het is zinvol de vaardigheden binnen een bekwaamheid te duiden in termen van reproductief of productief zodat de ontwerper daar bij de keuze van leerinterventies rekening mee kan houden.
We delen de vaardigheden vervolgens in vier domeinen in: cognitief, psychomotorisch, reactief, interactief. In [de onderstaande tabel] geven we bij elk van die vaardigheden suggesties om het leren ervan te ondersteunen.
Het grootste onderscheid is het onderscheid tussen de werkvormen die je kiest voor reproductieve of productieve vaardigheden. Bij reproductieve vaardigheden (vaste procedures en routines) is een werkvorm die voordoet, aanbiedt en voorschrijft het meest effectief. Voor productieve vaardigheden zoekt de ontwerper het liefst werkvormen waarin zelf ontdekken en feedback ontvangen, de ruimte krijgen.
Werkvormen bij reproductieve vaardigheden
Toepassen procedures
Werkvormen bij productieve vaardigheden
Toepassen principes + strategieën
Cognitieve vaardigheden
Intellectuele vaardigheden zoals analyseren, besluitvorming, logisch denken
- Routinewerk geleerd volgens instructie: voordoen, nadoen, en feedback krijgen - Leren via job aids / help-functies
- YouTube-instructievideo bekijken
- Zelfstudie of klassikale instructie
- Verwerkingsopdrachten
- E-learning volgen (met toetsing)
- Uitvoeren onderzoeksproject in het werk
- Samenwerken met expert aan lastige klussen
- Werken aan oplossingen voor nieuwe vraagstukken met op achtergrond mentor, coach,
- Working out loud (hardop , zeggen of delen op social media wat je doet)
- Whatsapp-groep, Yammer,...
- Casuïstiek, simulaties, game
- Blog, artikel, paper schrijven
- Presentatie geven
- Workshop verzorgen
Psychomotorische vaardigheden
Lichamelijke vaardigheden zoals timmeren, opereren, besturen van bus, boetseren
- Routinewerk doen geleerd volgens instructie: voordoen, nadoen, en feedback krijgen
- Leren via job aids / help-functies
- YouTube-instructievideo bekijken
- Training / skills lab voor het inslijpen van de vaardigheid
- Video-opnames van eigen werk bekijken (eventueel met expert)
- Meester-gezel-koppels vormen
- Steeds lastiger klussen doen
- Training / skills lab voor het ontdekken van de eigen aanpak
- Virtual Reality / simulaties
Reactieve vaardigheden
Reageren op mensen, gebeurtenissen: gevoelens, houding, mening, zelfbeheersing
- Zelfbeoordeling aan de hand van checklists over bijvoorbeeld vereiste beroepshouding
- YouTube-instructievideo bekijken
- Deelnemen aan intervisie
- Coaching
Interactieve vaardigheden
Interpersoonlijke vaardigheden zoals communiceren en samenwerken
- Observeren van anderen en vervolgens nabespreken aan de hand van checklist
- (Online) Rollenspel gericht op juiste uitvoering vaardigheid
- Werkbegeleiding
- Coaching on the job
- Observeren van anderen en vervolgens nabespreken
Voormalig Toyota-topman Fujio Cho is de bedenker van het bekende Lean-mantra: "Go see, ask why, show respect".
Go see: leiders zijn aanwezig op de werkvloer (de enige plek waar waarde wordt gecreëerd voor de klant) en doorlopen fysiek de waardekenten (Gemba walk).
Ask why: goede leiders zijn beter in het stellen van vragen dan in het geven van antwoorden.
Show respect: geef mensen de verantwoordelijkheid en het mandaat problemen op te lossen. De kennis zit bij de mensen.
6 didactische componenten volgens M. Lindeboom & J.J. Peters
Gepubliceerd in
Bluff Your Way Into
okt
19
2020
M. Lindeboom en J.J. Peters beschrijven in hun boek Didactiek voor opleiders in organisaties een model waarin ze zes didactische componenten met elkaar in verbinden:
De didactische componenten
... Om (...) meer vat op het opleidingsgebeuren te krijgen, gebruiken we een aantal bekende didactische begrippen, die tot de bagage van iedere opleider behoren. Die begrippen zijn: doelen en inhouden, beginsituatie, leerprocessen, didactische werkvormen, media en opnieuw evaluatie. Met behulp van deze didactische begrippen of componenten kan wat meer gezegd worden over het opzetten van een cursusplan en het voorbereiden en geven van afzonderlijke lessen.
Deze componenten kunnen als volgt in het bovenstaande schema worden weergegeven:
... Met kennis van de inhoud en vaardigheid in de hantering van deze componenten komt u goed beslagen ten ijs, wanneer de cursus daadwerkelijk moet worden opgezet.
We vervolgen onze terreinverkenning met een korte toelichting op het schema en een eerste oriëntatie op de daarin geplaatste didactische begrippen.
Iedere opleider dient zich altijd de volgende vragen te stellen: wat wil ik bereiken en met welke inhouden doe ik dat? Het antwoord op deze twee vragen geeft aan welke doelen naeestreefd worden en welke inhoud (leerstof) daarbij gehanteerd kan worden.
Doelen zijn er in soorten en maten. De vraag naar cursus- en lesdoelen wordt meestal actueel op het moment dat de opleidinesbehoeften zijn vastgesteld en er een taakanalyse is uitgevoerd. De praktijk leert evenwel dat behoeftepeilingen en taakanalyses lang. niet altijd plaatsvinden. Soms is het ook niet nodig. We weten dan wel ongeveer wat we willen bereiken. In het schema zijn doelen en inhouden en beginsituatie tezamen, `bovenaan' geplaatst. De reden hiervan is dat ze onderling nauw samenhangen en dat ze nogal bepalend zijn voor de overige didactische componenten.
De vraag of men eerst doelen en inhouden moet vaststellen of de beginsituatie moet bepalen, valt terug te voeren op het bekende probleem van de kip of het ei. Het vaststellen van de beginsituatie heeft weinig zin als men niet ongeveer weet wat men wil. Anderzijds kunnen de doelen niet goed gekozen worden, zonder dat we weten wat haalbaar is voor de cursisten, de opleider en de arbeidsorganisatie. We zijn nogal eens geneigd om niet al te lang bij de bepaling san doelen stil te staan omdat het doel veelal voor zich lijkt te spreken.
Het doel van een cursus machineschrijven is: de cursist leren typen. En het doel van de cursus metselen is: leren metselen. Toch is het zinvol om bij de formulering van doelen wat nauwkeuriger te werk te gaan. Men zou dat bijvoorbeeld zo moeten doen, dat na afloop van de cursus nagegaan kan worden of die doelen inderdaad gerealiseerd zijn.
De cursist weet door een dergelijke specificatie van tevoren wat er van hem verlangd wordt. Maar ook de opleider heeft er baat bij. Hij kan dan doelgericht cursusmateriaal ontwikkelen of een les voorbereiden. Ongemerkt hebben we de stap van doelen naar inhouden gemaakt. Eigenlijk spreken we al over de inhoud op het moment dat we de (algemene) doelstelling specificeren en verdelen in tussenstapjes. Het is de kunst om inhouden te kiezen die zo goed mogelijk in overeenstemming zijn met de doelstelling(en), zodat ze direct bijdragen aan het bereiken ervan.
In het schema zijn doelen en inhouden in één 'vakje' geplaatst. We hadden dit ook kunnen opsplitsen en de inhouden kunnen onderbrengen in het middenvak van het schema bij leerprocessen, didactische werkvormen en media. Vanwege de nauwe relatie tussen doelen en inhouden worden deze twee didactische componenten in het schema als een samenhangend geheel gepresenteerd. (...)
(...)
Leerprocessen
Tijdens de opleiding probeert de cursist op allerlei manieren zich de cursusdoelen eigen te maken. Door middel van luisteren, spreken, lezen, samenwerken, discussiëren, oefenen, een probleem oplossen en op vele andere wijzen is men met leren bezig.
(...)
Inzicht in de algemene kenmerken van het leren van cursisten kan de opleiding ten goede komen. Want hoewel men het al dan niet optreden van bepaalde leerprocessen nooit helemaal in de hand heeft (de cursist is er ook nog), kan dat via een bepaalde opzet en inhoud van het cursusprogramma wel gestimuleerd worden.
Een voorbeeld: in een cursus spreekvaardigheid lijkt het niet voldoende als de opleider een college hierover geeft en een fotokopie van de tekst uitdeelt. Immers, dan spreken de cursisten niet; ze luisteren of lezen. Het leren door cursisten is een van de meest essentiële onderdelen van het opleiden. Dit wordt nogal eens onderschat en daarom verlopen cursussen wel eens minder goed, doordat er te weinig zicht is op de wijze waarop leerprocessen plaatsvinden.
(...)
Didactische werkvormen
Er zijn vele manieren om uw les te verpakken. We noemen dat: didactische werkvormen. Een werkvorm die u ongetwijfeld kent is doceren: de opleider legt uit. Het kunnen heel nuttige, voor de cursist verhelderende momenten in een les zijn. Het kan echter ook wel eens te lang duren. Meestal is zo'n twintig minuten instructie meer dan genoeg. Uw verhaal moet al goed in elkaar zitten, wil de aandacht daarna niet verslappen. Er wordt aan de keuze en hantering van didactische werkvormen in opleidingen niet altijd voldoende aandacht besteed. Het is — zeker ook in bedrijfsopleidingen — nogal eens doceren wat de klok slaat. Langzamerhand heeft men echter wel ontdekt dat er meer wegen naar Rome leiden, en dat het in veel gevallen wel degelijk uitmaakt welke weg gekozen wordt.
De didactische werkvorm kan een heel nuttige bijdrage leveren aan het bereiken van de doelstelling. Om, nog even bij de zojuist genoemde cursus spreekvaardigheid te blijven, een spreekbeurt van de cursisten is daar een uitstekende werkvorm. Bij het kiezen van de werkvormen zal men behalve met de doelstellingen, inhouden en beginsituatie ook met de leerprocessen van de cursisten rekening moeten houden.
(...)
Media
Bij de voorbereiding, uitvoering en soms ook evaluatie van de cursus en de lessen maken we veelal gebruik van diverse leer- en hulpmiddelen. Het hangt van de doelen en inhouden van de cursus en van het beschikbare budget af, welke media gekozen worden. Evenals de werkvormen zijn de media een didactisch hulpmiddel. Ook hier kan enige variatie geen kwaad. U bereikt ermee dat zoveel mogelijk cursisten aan hun trekken komen. Zo zal de een het liefst een leerboek ter hand nemen, terwijl de ander het meeste opsteekt van een instructie op video. Ieder heeft immers zijn eigen leerstijl. Bij de meeste opleidingen wordt een schriftelijk cursuspakket verstrekt, bestaande uit studieboeken, fotokopieën en dergelijke. [O]ok het onverwoestbare bord-en-krijt doen het nog steeds goed. Zo staan u vele leer- en hulpmiddelen ter beschikking.
(...)
Evaluatie
Het sluitstuk van elke cursus en les is de evaluatie. ... In zekere zin kunnen doelen, inhouden en beginsituatie als een soort tegenpool van de evaluatie worden beschouwd. Het zijn als het ware het begin en het eind van iedere cursus of les. Omdat ook het geven van lessen een cyclisch proces is, hangen ze nauw samen. Evaluatie is namelijk ook steeds weer: het vaststellen van nieuwe doelen, inhouden en beginsituatie voor de volgende cursus of les. Op welke manier en op welk tijdstip men ook evalueert, steeds is het bijzonder belangrijk om de deelnemers over de uitkomsten te informeren. De cursisten willen graag weten wat ze goed en wat ze fout doen. Men spreekt in dit verband over het geven van 'feed-back' of terugkoppeling. In de praktijk kunt u, zonder allerlei ingewikkelde procedures te volgen, al heel wat aan evaluatie doen. U merkt bijvoorbeeld tijdens de lessen als u iets aan de aanwezigen uitlegt, of cursisten individueel begeleidt, waarschijnlijk al snel of een onderdeel wel of niet loopt, welke cursisten moeite hebben met de inhoud, etc. Als u dergelijke informatie regelmatig opschrijft, heeft u er in een volgende les of cursus profijt van.
Verder kan ook een nabespreking van een les of cursus met de deelnemers heel nuttig zijn: 'Hoe vond u de les . . . wat is goed . . . wat kan beter . . .?' Niet alleen levert het extra gegevens op, bovendien laat men de cursisten zo merken dat hun mening op prijs gesteld wordt, en dat zal zeker stimulerend werken. Zo zien we dat de evaluatie een belangrijke schakel in het opleidingsgebeuren is.
Laatst aangepast op zaterdag, 10 oktober 2020 19:52
Agile, Lean en Scrum volgens Joe Justice (1)
Gepubliceerd in
Informatiemanagement
okt
18
2020
Joe Justice (Wikispeed) legt in zijn Ted-talk (26-12-2011) uit hoe de toepassing van Agile, Lean en Scrum binnen de auto-industrie revolutionaire resultaten oplevert bij het ontwikkelen van een '100 miles per gallon'-auto.
Mocht je écht de smaak te pakken krijgen, dan bekijk dan het uitgebreidere verhaal van Joe Justice's presentatie (1:31:13) op de Scrum Gathering in Seattle.