Toetsen
Definitie
Een toets is een een controle om te bewijzen dat een lerende heeft voldaan aan de gestelde leerdoelen.
Zie ook:
- Belangrijkste onderwijskundige begrippen - Formatieve toets
- Belangrijkste onderwijskundige begrippen - Summatieve toets
Alias: Evaluatie
Toetsen
Toetsen zijn middelen om de vorderingen van het kind te onderzoeken. Het doel van toetsen is het antwoord op de vraag: hoe staat deze leerling er op dit moment voor en hoe kan hij verder ontwikkelen?
Een goede toets is valide, betrouwbaar en geijkt. Valide wil zeggen dat de toets meet wat hij zegt te meten. Geijkt betekent dat de toets enkele malen is uitgeprobeerd op een representatieve groep.
Een nadeel van toetsen is dat het een momentopname is.
Er zijn twee soorten toetsen: summatieve toetsen en formatieve toetsen.
Bron: https://wij-leren.nl/toetsen.php
Evaluatie
Beoordeling van bereikte leerresultaten
Bron: Lesgeven en zelfstandig leren, Tjipke van der Veen & Titus Geerligs
Functie toetsvormen
Om competenties te beoordelen is een groot aantal toetsvormen beschikbaar. ... Geudeke & Nieuwenhuis (2004) hebben een overzicht gemaakt van toetsvormen aangegeven met hun relevante voor het beoordelen van kennis, vaardigheden en attituden. Daarin worden traditionele toetsvormen naast elkaar gezet.
Bron: Handboek Assessment deel 1, gedragsproeven, Piet Sanders
Toetsfuncties
Toetsen sturen de ontwikkeling van studenten (toetsen om te leren) en dienen om beslissingen te nemen over de ontwikkeling van studenten (toetsen van het leren). Ook geven toetsen informatie over de kwaliteit van de opleiding zelf.
Diagnostische functie of formatieve functie van toetsen
Bij toetsen om te leren gaat het om de functie van toetsen als onderdeel van het leerproces. Belangrijke kenmerken van formatief toetsen zijn dat het continu plaatsvindt tijdens het onderwijs en het leren, dat het – afhankelijk van het ontwerp en de context van de opleiding – op verschillende manieren uitgevoerd kan worden, en dat het intensieve interactie tussen docent en student stimuleert.
De essentie van formatief toetsen is feedback: informatie voor docent en student op basis waarvan het leerproces kan worden bijgestuurd, zodat de kloof tussen de huidige situatie van de student en de beoogde leeruitkomsten verkleind wordt.
Selecterende functie of summatieve functie van toetsen
Bij toetsen van het leren is de functie een selecterende. Het doel van de toets is beslissingen nemen over het toekennen van studiepunten, toelating tot een volgend onderdeel, over afronding van examenonderdelen en over certificering. Met de toets wordt vastgesteld of de beoogde leeruitkomsten zijn behaald op het juiste niveau en er worden door de onderwijsinstelling consequenties aan verbonden. Uiteindelijk leidt dit tot beslissingen over diploma’s op bachelor en masterniveau.
Evaluatieve functie
Toetsen in het onderwijs heeft ook een nevenfunctie, de evaluatieve functie. Door te toetsen komt informatie beschikbaar over de kwaliteit van het ontwerp, de uitvoering en het onderhoud van het onderwijs. Ook wordt duidelijk of de beoogde eindkwalificaties en leeruitkomsten zijn behaald. Docenten kunnen deze (indirecte) feedback gebruiken bij de verbetering van het onderwijs.
Bron: https://husite.nl/toetsing/toetsfuncties/
Summatief en formatief toetsen
Een toets kan een formatieve en/of een summatieve functie hebben. Bij een toets met een summatieve functie beslis je of een student de leerdoelen in voldoende mate heeft verworven. Een toets met een formatieve functie heeft als doel de student (en docent) inzicht te geven in zijn/haar voortgang en om de verdere ontwikkeling bij te sturen.
Summatief toetsen
De beoordeling van een summatieve toets is meestal in de vorm van een cijfer. In het geval van een voldoende krijgt de student studiepunten toegekend of een diploma uitgereikt. Deze beoordeling heeft dus een bepaalde consequentie. Een student kan zich voor een opleiding of cursus plaatsen of een cursus/opleiding succesvol afronden.
Formatief toetsen
Formatieve toetsen geven de student feedback op zijn/haar voortgang en geven aan wat de student nog moet doen (feed forward) om het einddoel (feed up) te bereiken. Op deze manier kun je als docent bijsturen op het leerproces van de student. Elke toets met een summatieve functie heeft in wezen ook een formatieve functie. Je wilt de student immers van informatie voorzien over zijn/haar ontwikkeling na afname van een toets.
Hoe formatief toetsen?
Veel van de toetsvormen die je kunt gebruiken om een toets met een summatieve functie af te nemen, kun je ook gebruiken voor een toets met een formatieve functie:
- Je kunt studenten schriftelijk een oefententamen laten maken. De resultaten kun je daarna digitaal geven of bespreken in het college. Nog een mogelijkheid is om tijdens een college gebruik te maken van Mentimeter om discussie te stimuleren. Ook kun je de studenten eerst onderling laten bespreken wat de correcte antwoorden zouden kunnen zijn en die pas later vrijgeven en met hen bespreken.
- Een tussenproduct, bijvoorbeeld een opdracht of een (eerste versie van) een paper, kan ook dienen als formatieve toets. Feedback op dit product geeft een student aanwijzingen hoe hij/zij het product kan verbeteren.
- Feedback op een presentatie of performance assessment is ook een goede manier van formatief beoordelen. Ook hierbij is het doel om de student aanwijzingen te geven over zijn/haar vaardigheden en voortgang.
Definitie van toetsen
De toetsvormen die in dit boek worden besproken, vallen onder de volgende definitie van een toets: elk instrument dat de opleiding hanteert bij het nemen van beslissingen over de kennis en/of vaardigheden bij een student. Dit kan een summatieve of een formatieve toets zijn, met open en/of gesloten vragen, maar ook: een eindgesprek, een scriptie, een voordracht of het maken van een model. En er zijn meer toetsvormen, zoals de casustoets, het portfolio, de vaardigheidstoets.
... Sommige toetsvormen, zoals de open toets en de gesloten toets, zijn overbekend. Zij worden op veel plaatsen in het onderwijs gehanteerd en hebben hun waarde bewezen. Deze 'klassieke' toetsvormen zijn niet alle even goed toepasbaar bij het evalueren van innovatieve onderwijsvormen. Daarvoor zijn toetsvormen ontwikkeld die beogen meer aan te sluiten op innovaties in het onderwijs, zoals de voortgangstoets, de overalll-toets en het portfolio.
Voor competentietoetsing wordt vaak gebruikgemaakt van assessment; hierbij gaat het om het meten van kennis, vaardigheden en attitudes (competenties) in authentieke situaties. Anders gezegd: een assessment is het multidimensionaal bepalen van bekwaamheden die in de beroepsuitoefening belangrijk zijn. Bij een assessment gaat het om een integrale benadering van kennis en handelen van studenten; het is meer dan de optelling van een aantal toetsen. Soms kunnen studenten ook zelf voorstellen doen hoe zij getoetst willen worden; met een 'proeve van bekwaamheid' kunnen zij bijvoorbeeld aantonen in hoeverre ze bepaalde competenties hebben verworven.
Het afnemen van toetsen impliceert meer dan het construeren van toetsvragen; het is een proces dat verschillende fasen en stappen kent Elk toetsproces is in essentie te herleiden tot een viertal fasen waarin steeds een ander aspect op de voorgrond staat.
Toetsproces = Doelbepaling + Meten + Cijfergeven + Beslissen
Deze ontleding van het toetsproces geldt zowel bij de meer 'klassieke' toetsvormen (zoals gesloten of open toetsen) als bij de meer 'moderne' (zoals toetsen met casus of voortgangstoetsing). De grenzen tussen de fasen zijn niet precies te trekken, maar deze vierdeling is als analytisch denkkader goed hanteerbaar. Elke fase is onder te verdelen in stappen, die in de volgende paragraaf worden uitgewerkt.
Doelbepaling
In de fase waarin het doel van de toets wordt bepaald, gaat het om:
- formuleren van de bedoeling(en) van de toets
- formuleren van de doelstellingen
- concretiseren van de doelen.
Deze fase hoeft niet bij iedere toets te worden doorlopen omdat de doelstellingen van een toets meestal voor een aantal jaren vastliggen. Bovendien is niet iedere docent zelf verantwoordelijk voor de doelen. De verantwoordelijkheid hiervoor ligt meestal op het niveau van de opleiding, bijvoorbeeld bij de opleidingsdirecteur.
Meten
De meetfase omvat alle stappen die te maken hebben met het vormgeven en afnemen van een toets en wel in een vaste volgorde:
- kiezen van de toetsvorm vanuit de doelen
- construeren van het toetsinstrument
- vooraf controleren van de toetsvragen
- samenstellen van de toets
- afnemen van de toets
- nakijken van de toets, inclusief een kwaliteitscontrole.
Deze stappen zijn voor vrijwel alle toetsvormen toepasbaar. Het construeren van vragen bijvoorbeeld, is bij zowel de meer 'klassieke' toetsvormen nodig als bij de meer 'innovatieve'.
Cijfergeven
De derde fase betreft het waarderingsaspect:
- bepalen van de zak/slaaggrens
- toekennen van cijfers aan de scores.
De fase van het cijfergeven is wellicht voor studenten de belangrijkste, in ieder geval de spannendste. Maar ook voor docenten is deze fase belangrijk. Het is namelijk niet vanzelfsprekend dat elke vraag hetzelfde standaardaantal punten krijgt — zeker niet bij open vragen. Een docent dient zich te realiseren dat sommige vragen belangrijker kunnen zijn dan andere en dat dit consequenties heeft voor het bepalen van het gewicht of aantal punten van een vraag. Ook komt het voor dat een toets minder betrouwbaar is dan verwacht, waardoor minder waarde kan worden gehecht aan de toegekende cijfers. Kortom, het geven van cijfers lijkt simpel, maar vergt meer aandacht van docenten dan vaak gebruikelijk is. Hoofdstuk 4 gaat hier uitvoerig op in.
Beslissen
In de laatste fase worden beslissingen genomen op basis van de in de voorafgaande fase toegekende cijfers: — nemen en verantwoorden van beslissingen op grond van de toegekende cijfers — rapporteren van de toetsuitslag.
In de meest eenvoudige vorm bestaat de toetsuitslag uit niet meer dan het cijfer plus de consequentie voor de studenten, meestal: gezakt of (voorwaardelijk) ge-slaagd, zonder verdere toelichting. Een toetsuitslag is echter ook nuttig als feed-backinstrument voor zowel studenten als voor docenten, mits hieraan informatie wordt toegevoegd. Bijvoorbeeld: het aangeven van het hoofdstuk waarop de vraag betrekking heeft of het achterhalen van de antwoorden op extreem moeilijke vragen. Rapportage aan de opleidings- c.q. examencommissie over de cijfers per student en over de kwaliteit van de toets (met behulp van een toetsanalyse na af-name) zou standaard moeten zijn. In hoofdstuk 3 staat vermeld welke gegevens van belang zijn voor de kwaliteitscontrole en hoe deze worden verkregen.
Stappen in het toetsproces
Doelbepaling
1 Waarom beoordelen en toetsen: het formuleren van de bedoeling(en)
2 Het formuleren en concretiseren van de doelen
Meten
3 Het kiezen van de toetsvorm
4 Het construeren en vooraf controleren van de toetsvragen
5 Het samenstellen van de toets
6 Het afnemen van de toets
7 Het nakijken van de toets, inclusief een kwaliteitscontrole
Cijfergeven
8 Het bepalen van de zak/slaaggrens
9 Het toekennen van cijfers aan de scores
Beslissen
10 Het kunnen verantwoorden van de beslissing
11 Het rapporteren van de toetsuitslagBron: Toetsen in het hoger onderwijs, Henk van Berkel (red.)