Roger Standaert en Frimin Troch beschrijven geven in hun boek Leren en onderwijzen - inleiding tot de algemene didactiek een 22 didactische werkvormen:
1 Aanbiedende werkvormen
1.1 Doceervorm: aangewezen bij: structureren van info, oriënteren, verbanden leggen met andere leerstofonderdelen, toelichting bij moeilijke leerstof
1.2 Demonstratie: Lesstof aanbrengen via visualisering: via proeven, via multimedia (beeld, audio, beamen...)
1.3 Vertellen: Voorbrengen van gedichten, ooggetuigenverslagen...
2 Gespreksvormen
2.1 Onderwijsleergesprek: Wat/hoe? Een sterk geleid gesprek waarin leerlingen via vragen uitgenodigd worden tot zelf meedenken in een door de leerkracht gewenste richting.
2.2 Klasgesprek: Wat/hoe? Gesprek gevoerd vooral door de leerlingen, leerlingen communiceren rechtstreeks met mekaar; leerkracht blijft op achtergrond. Is vooral procesgericht
2.3 Leergesprek: Wat/hoe? Gesprek (individueel of in groep) over de leerervaring van de leerling; leerkracht is moderator en blijft op achtergrond.
2.4 Groepsdiscussie: Wat/hoe? In groep samen denken, bundelen van kennis-ideeën-meningen met het doel daar iets van te leren. Er wordt een discussieleider aangesteld (leerkracht of leerling in kleinere groep)die niet-inhoudelijk tussenkomt en die de discussie leidt in verschillende fasen(probleemstelling, afbakening onderwerp, ontleding probleem, zoeken naar oplossingen,bespreking voorstellen, formuleren conclusie).
3 Samenwerkingsvormen
3.1 Groepswerk: Wat: leerkrachtgestuurd coöperatief leren; samenwerken om te leren
3.2 Varianten van groepswerk
3.3 Simulatie en rollenspel
Simulatiespel: Wat? Rollenspel binnen een welomschreven structuur. Aan de rollen worden voorwaarden en eisen gekoppeld.Voorbeeld: inoefenen verkooptechnieken, telefoongesprek ...
Rollenspel: Wat? Inlevingsspel; leerling leeft zich naar best vermogen in in bepaalde rol. Klimaat van openheid en vertrouwen is noodzakelijk.Voorbeeld: spelen van personages uit tekst
4 Individualiserende werkvormen
4.1 (Begeleid) zelfstandig leren: Wat/hoe? Leren via gedeelde sturing; rol van de leerling: zelf werken, zelfstandig werken en zelfstandig leren; rol van de leerkracht: coach. In de instructie worden de opdracht en de doelstellingen toegelicht, wordt het materiaal en de hulpmiddelen omschreven; de leerling voert de opdracht stapsgewijs en in deelopdrachten uit en heeft nadien ruimte om product en proces te evalueren.
4.2 Labopracticum: Wat/hoe? Alle leerlingen voeren (individueel of in groep) een praktische activiteit uit (bv. een proef), met als doel iets te illustreren of te onderzoeken of te oefenen.
4.3 Zelfstudiepakket: Wat/hoe? Een individueel door te lopen programma; de leerling voert een aantal geordende studietaken uit die behoren tot een onderdeel van dat programma. De leerling gaat zelf zijn vorderingen na door het uitvoeren van de toetsen die in het pakket zitten. De eindtoets wordt door de leerkracht op het gepaste ogenblik beschikbaar gesteld.
4.4 Contractwerk: Wat/hoe? Individuele leerling moet op basis van een ‘contract’ een aantal opdrachten binnen een formeel bepaalde periode afwerken. De leerling kan tijdens de contractwerktijd zelf beslissen over de duur en de volgorde van verwerking van de opdrachten.
5 Strategieën
5.1 Beheersingsleren (mastery learning)
5.2 Excursie
5.3 Huiswerk
5.4 Praktijkleren
5.5 Probleemgestuurd leren: Wat? Leerlinggestuurd coöperatief leren. Rol leerkracht: begeleider-procesbewaker; hij levert een actieve ondersteunende bijdrage aan het leerproces van de leerling. Leerkracht stelt stimulerende vragen, maar geeft pas inhoudelijke bijdrage op verzoek van de groep.Hoe? Leerlingen worden ingedeeld in kleine groepen (6 à 12 leerlingen) en krijgen probleem voorgelegd. In groep wordt probleem geanalyseerd: wat weten we al, wat nog niet en wat moeten we dus nog zoeken (= formuleren leerdoelen). Leerling werkt vervolgens individueel of in groepjes verder aan de uitdieping (= zelfstudie). Nadien komt de groep opnieuw samen enwordt gerapporteerd en getest of het probleem nu beter begrepen wordt.
5.6 Gevalsmethode (casestudy): Wat? Concrete, realistische situaties worden individueel geanalyseerd; daarna worden de visies in groep voorgesteld en besproken. De eigen visie wordt opnieuw bijgestuurd na opzoeken van bijkomende info. De verschillende visies worden geselecteerd en beoordeeld.
5.7 Flipped classroom
5.8 Co-teaching
Bron: Didactische werkvormen (pdf)