Beschrijvende statistiek
Bij elk onderzoek verkrijgt men een veelheid van waarnemingen waarmee - in de ongeordende vorm waarin zij zijn verzamel en vastgesteld - nog weinig te beginnen i. Het waarnemingsmateriaal moet daarom bewerkt, alvorens het toegankelijk is voor analyse en interpretatie.
Dit is het terrein van de beschrijvende statistiek, die tot taak heeft het waarnemingsmateriaal zodanig te ordenen en te bewerken, dat een samenvattend beeld verkregen wordt.
Binnen de beschrijvende statistiek wordt gewoonlijk een onderscheid gemaakt tussen ordening en reductie.
Het ordenen van de waarnemingsuitkomsten geschiedt vooral door het maken van frequentietabellen en de weergave daarvan in grafieken. Een andere wijze van ordening is het groeperen van de gegevens in samenhang met een tweede kenmerk - zoals ziekteverzuim in relatie tot leeftijd - in een spreidingsdiagram. Tenslotte kan ook het weergeven van het cijfermateriaal in de vorm van historische reeksen of tijdreeksen worden beschouwd als een vorm van ordenen.
Onder reductie wordt een verdere samenvatting van het waarnemingsmateriaal verstaan in de vorm van enkele kengetallen die de meest karakteristieke aspecten van de waarnemingsreeks beschrijven. Het meest bekend zijn de centrummaten voor de ligging of het niveau van de waarnemingsuitkomsten en maatstaven voor de spreiding of variabiliteit. Daarnaast bestaan kengetallen of coëfficiënten die de samenhang tussen twee variabelen karakteriseren.
Het samenvatten van cijferreeksen in kengetallen betekent, dat meer dan bij het ordenen in frequentietabellen of grafieken aan de inviduele aspecten van waarnemingsgegevens wordt voorbijgegaan.
Bron: Beschrijvende Statistiek, E.A.W. Bolle, F. Göbel & J.M.H. Lenoir