• Vergroot lettergrootte
  • Standaard lettergrootte
  • Verklein lettergrootte
Home Bluff Your Way Into... Belangrijke onderwijskundige begrippen - Curriculaire spinnenweb
Belangrijke onderwijskundige begrippen - Curriculaire spinnenweb

bob belangrijke onderwijskundige begrippen

leren learn

Curriculaire spinnenweb

Definitie

...

curriculaire spinnenweg akker


Alias: ...

curriculaire spinnenweb curriculum akker

Het beschrijven van het curriculum is meer dan alleen het weergeven van de afspraken die er in de school heersen over de inhoud van de lessen. Het is de bedoeling dat er bij de lezer een helder samenhangend beeld ontstaat van hoe het [onderwijs] op de werkvloer in al zijn facetten wordt vormgegeven. Daarbij kan gebruikgemaakt worden van het curriculaire spinnenweb (Van den Akker, 2003). Hierin wordt duidelijk hoe een curriculum vanuit een leerstoflijn kan worden beschreven: de visie op taalonderwijs is de kern van het leerstofaanbod. Van daaruit wordt bepaald welke specifieke doelen worden nagestreefd, welke leerinhouden daarbij worden ingezet en welke activiteiten er plaatsvinden. Ook wordt beschreven welke bronnen hier-voor worden gebruikt en welke leermiddelen, zoals methodes, daarbij worden ingezet. Daarnaast zal er aandacht moeten zijn voor de rol van de docent, de omgeving waar het leren plaatsvindt, hoe de leerlingen worden gegroepeerd en hoeveel tijd er aan een onderdeel wordt besteed. Ten slotte zal beschreven moeten worden op welke wijze er aandacht is voor evaluatie, toetsing en beoordeling. Deze aspecten zijn ook weer onderling met elkaar verbonden. Zo wordt toetsing niet alleen bepaald door de visie van de school op taalonderwijs, maar ook door de doelen die worden nagestreefd en kan de inzet van middelen en keuze van activiteiten samenhangen met de omgeving waarin de lessen plaatsvinden.

Bron: Taalbeleid op school - handboek praktijk, Paula Eversdijk

curriculaire spinnenweb curriculum akker

De kern van een leerplan wordt doorgaans door de doelen en inhouden van het leren bepaald. Veranderingen in die kern vragen meestal ook om wijzigingen in andere leerplanonderdelen. Een verhelderende manier om dat te visualiseren is het zogenaamde curriculaire spinnenweb (Van den Akker, 2003).

De kern en de negen draden van het spinnenweb verwijzen naar tien onderdelen van het curriculum die elk een vraag over het (plannen van) leren door leerlingen betreffen. De visie vormt de centrale, verbindende schakel; de overige onderdelen (leerplanaspecten) zijn verbonden met die visie. Idealiter zijn ze ook met elkaar verbonden, zodat er sprake is van consistentie en samenhang. De metafoor van het spinnenweb onderstreept het kwetsbare karakter van een curriculum. Spinnenwebben zijn weliswaar enigszins flexibel maar dreigen toch te scheuren als er te hard en eenzijdig aan bepaalde draden getrokken wordt zonder dat de andere draden meebewegen.

Elk leerplanaspect van het curriculaire spinnenweb werpt een kernvraag op met betrekking tot het onderwijzen en leren van leerlingen:

(1) Basisvisie (Waartoe leren zij?)
[A]ntwoord op de vraag waartoe de leerlingen van een specifieke school leren. Een visie op schoolniveau geeft richting aan de manier waarop de school invulling geeft aan de persoonsvorming, de kennisontwikkeling en de maatschappelijke toerusting van leerlingen. (...) Vanuit de schoolvisie kunnen veel componenten van het leerplan op school- en klasniveau afgeleid worden, zoals op welke doelen en inhouden de school de nadruk legt of de vraag welke pedagogisch-didactische aanpak en welk toetsbeleid daarbij horen.

(2) Leerdoelen (?Waarheen leren zij?, Waar leren zij voor?)
?[Beschrijving van] wat leerlingen gedurende een schoolperiode aangeboden krijgen en wat ze voor een vaardigheid, vak- of leergebied moeten kennen en kunnen. ...

(3) Leerinhoud (?Wat leren zij?)
[A]lle kennis, vaardigheden en houdingen die op schoolniveau worden vastgesteld. Denk bijvoorbeeld aan een schoolbreed vastgestelde invulling (thema's, concepten, onderwerpen) voor vakken en leergebieden. Leerinhouden kunnen worden afgeleid van nationaal vastgestelde leerdoelen en aangevuld worden met de doelen die de school belangrijk vindt.

(4) Leeractiviteiten ?(Hoe leren zij?)
[Weergave] op hoofdlijnen van op welke wijze leerlingen leren op een school.

(5) Docentrollen (??Wat is de rol van de docent bij het leren?
[O]overzicht van alle rollen, taken en bijbehorende uren die binnen een school vervuld worden om het leerproces van leerlingen in goede banen te leiden. Denk daarbij aan de rollen van (vak)docenten, icc-ers, ambulant begeleiders, onderwijsondersteuners (klasse-assistenten, tio's), onderwijsontwikkelaars, gastdocenten.

(6) Bronnen en materialen ?(?Waarmee leren zij?)
[O]verzicht van de (digitale) middelen waarmee leerlingen leren. Voor specifieke vakken, leergebieden en thema's zal in veel gevallen schoolbreed (of op het niveau van bijvoorbeeld vaksecties of teams) besloten worden welke lesmaterialen de leerlingen tot hun beschikking hebben. Het kan daarbij gaan om lesmethodes, al dan niet zelf ontwikkelde materialen, verbruiksmaterialen en digitale bronnen.

(7) Groeperingsvormen ?(Met wie leren zij?)
[Z]icht op de vraag met wie leerlingen op school leren. Het gaat het om beslissingen over de grootte en de samenstelling van klassen en groepen.

(8) Leeromgeving ?(Waar leren zij?)
[U]itspraken over de plek waar leerlingen leren. Hiertoe behoren klaslokalen binnen de school, werkhoeken buiten het klaslokaal en locaties buiten de school waar leerlingen bijvoorbeeld stage lopen of projectwerk doen. (...) Op schoolniveau worden afspraken gemaakt over de inrichting en het gebruik van zowel de fysieke als digitale leeromgeving.

(9) Tijd ?(?Wanneer leren zij?)
[L]esurentabel/het lesrooster. (...) Het is ... aan de school om hier een verantwoorde keuze te maken. Wel moeten er op schoolniveau afspraken worden gemaakt wanneer bepaalde onderdelen op het lesrooster komen te staan. Ook zullen er afspraken gemaakt moeten worden om ervoor te zorgen dat toetsen over het jaar verdeeld worden (en piekbelasting wordt voorkomen).

(10) Toetsing ?(Hoe wordt hun leren getoetst?)
[A]fspraken die op schoolniveau worden gemaakt voor het toetsen, beoordelen en waarderen van wat leerlingen leren.

Bron: https://www.slo.nl/thema/vakspecifieke-thema/kunst-cultuur/leerplankader-kunstzinnige-orientatie/handreiking-schoolleiders/curriculaire-spinnenweb/

curriculaire spinnenweb curriculum akker

Prof. dr. Jan van den Akker, de ontwikkelaar van het spinnenweb, heeft bewust de metafoor van een spinnenweb gekozen om aan te geven dat als je aan één draadje trekt, alle andere draadjes meetrillen. Een verandering aan één van de onderdelen, bijvoorbeeld bronnen en materialen bij een overstap op digitaal verwerken, heeft in principe altijd effect op de andere onderdelen, zoals leeractiviteiten en docentrollen. Bovendien wordt zo tevens het kwetsbare karakter gesymboliseerd: het kan makkelijk scheuren als er hard getrokken wordt.

Centraal in het spinnenweb staat de visie: waartoe leren de leerlingen? Als school geef je hierin aan wat je belangrijk vindt in de persoonlijke, maatschappelijke en kennisontwikkeling van leerlingen. Hieruit kun je de vormgeving van de onderdelen van het curriculum afleiden.

In de negen poten daaromheen staan de elementen waaruit een curriculum is opgebouwd:

(1) Leerdoelen: waarheen leren de leerlingen?
De vertaling van de landelijke eisen (kerndoelen) naar vakspecifieke of vakoverstijgende leerdoelen, zoals de leerlijnen van een methode.

(2) Leerinhouden: wat leren de leerlingen?
Inhoudelijke vertaling van leerdoelen naar wat de leerling moet leren om de doelen te bereiken. Dit kan bijvoorbeeld een bepaalde strategie zijn.

(3) Leeractiviteiten: hoe leren de leerlingen?
De pedagogisch-didactische aanpak van de school en werkvormen in de klas. Denk bijvoorbeeld aan een bepaalde methodiek.

(4) Docentrollen: hoe is de rol van de leraar bij het leren van de leerlingen?
Welke taken, verantwoordelijkheden en functies zijn voor de leerkracht weggelegd. Bijvoorbeeld waker over leerstof, coach of informatiebron.

(5) Bronnen en materialen: waarmee leren de leerlingen?
Welke bronnen en materialen de leerlingen (kunnen) gebruiken in hun leerproces. Bijvoorbeeld fysieke, papieren of digitale materialen.

(6) Groeperingsvormen: met wie leren de leerlingen?
De omvang en samenstelling van groepjes en klassen. Bijvoorbeeld of leerlingen met verschillende talenten juist wel of niet bij elkaar in groepjes zitten.

(7) Leeromgeving: waar leren de leerlingen?
De fysieke/virtuele locaties waar het leren plaatsvindt en de inrichting hiervan. Bijvoorbeeld het klaslokaal, leerpleinen, en de opstelling van tafels.

(8) Tijd: wanneer leren de leerlingen?
De verdeling van leerinhouden en -activiteiten over een jaar, periode, week en dag. Dit zijn bijvoorbeeld blokplanningen en verroostering van lessen.

(9) Toetsing: hoe wordt het leren getoetst?
Afspraken over wat, hoe en wanneer er wordt getoetst en hoe dit wordt beoordeeld en gewaardeerd. Dit kunnen normeringen, maar ook observatieschema’s zijn.

De term ‘toetsing’ kan breed worden opgevat, hieronder kan ook meten van voortgang en monitoring van leerprocessen worden verstaan.

Bron: https://www.gynzy.com/nl/beschouwing/overwegingen-voor-je-visie-en-implementatie/

Tags:
Laatst aangepast op zondag, 25 april 2021 08:58  

For every complex problem there is a simple solution that is wrong.

George Bernard Shaw

Banner

Archief

Lean boeken top 5

(maart 2016)
Banner
Banner
Banner
Banner
Banner

We hebben 506 gasten online
Artikelen

learning how to improve improvement john shook

Banner
Banner

proberen lukt altijd remko drift

Proberen lukt altijd
Stop perfectiestress, train je faalspieren
Remko van der Drift

Bij Bol.com | Managementboek



Lean boekentips

Banner