Behaviorisme
Definitie
...
Alias: ...
Behaviorisme
Vanaf het begin van de 20ste eeuw is deze stroming ontstaan. Onder leiding van onder andere Watson en Skinner is de theorie zo goed mogelijk uitgewerkt, waarbij het eigenlijk neer komt op ‘oefening baart kunst’. Door te oefenen en te trainen moet de leerling uiteindelijk zonder nadenken een bepaalde handeling uit kunnen voeren. Daarnaast is de externe prikkel belangrijk: al het gedrag komt volgens Watson en Skinner voort op basis van externe prikkels.
Voorbeelden van behaviorisme zijn nu ook nog te zien: het straffen en belonen van leerlingen op basis van zichtbaar gedrag bijvoorbeeld. ‘Streepjes zetten’ bij een drukke klas of bonuspunten geven aan leerlingen die het huiswerk maken zijn ook voorbeelden van behaviorisme anno nu.
Bron: Deze leertheorieën moet je kennen, Michiel Lucassen
Leren als programmeren van gedrag: behaviorisme
In het denken over leren, opleiden en werken overheerst de opvatting dat alles maakbaar, planbaar en programmeerbaar is. De waarde van deze benadering is de aandacht voor gedrag: gedragsverandering als doel van het leren. De beperking is dat het leerproces zelf buiten beschouwing blijft; dat speelt zich af in een 'black box' en is dus niet te beïnvloeden. Prikkels (stimuli) lokken gedrag (respons) uit; leren heeft het karakter van drillen en conditioneren, door belonen en straffen. Dat werkt voor iedereen hetzelfde. De experimenten van Pavlov (1927) met klassieke conditionering hebben de basis gelegd voor deze benadering. In het onderwijs is vooral de invloed van B.F. Skinner (1954, 1968) zichtbaar geworden, met zijn ideeën over operarite conditionering (leren door het bekrachtigen van gewenst gedrag) door geprogrammeerde instructie.
Bron: Handboek human resource development: Organiseren van het leren, geredigeerd door J. Kessels
Behaviorisme benadrukt dat:
- leren alleen betrekking heeft op waarneembaar gedrag;
- we gedrag alleen kunnen onderzoeken door directe observatie van dit waarneembaar gedrag.
Cognitivisme stelt daar tegenover dat:
- naast het observeerbare gedrag ook het mentale gedrag, de inzichten, de interne beelden (Gestalten) van belang zijn;
- we methodologisch verder kunnen gaan dan de observatie van uiterlijk waarneembaar gedrag, bijvoorbeeld introspectie (o.a. door de methode van het luidop denken) en het indirect afleiden (inferencing) van conclusies uit gedrag over veronderstelde interne processen.
Bron: Onderwijskunde als ontwerpwetenschap - van leren naar instructie, Martin Valcke