In De kleine geschiedenis van Haarlem voor dummies wordt het onstaan van Haarlem beschreven
Haarlem is ooit ontstaan op een zandrug. Die zandrug is er nog steeds, verborgen onder de ophogingen die in de loop der eeuwen hebben plaatsgevonden ten gevolge van bebouwing en beplanting.
Drassig Holland
Gedurende de laatste ijstijd, meer dan 10.000 jaar geleden, was er tussen Nederland en Engeland een laagvlakte, een toendra. Na de ijstijd warmde de aarde genoeg op om die hele laagvlakte tot en met Drenthe, de Utrechtse heuvelru en Oost-Brabant onder water te laten lopen. Daarna werd het weer wat kouder en trok de zee zich terug.
Wind en zee zorgden samen voor het ontstaan van duinen, zodat er drie zandruggen ontstonden: één ten oosten van Haarlem waarop Spaarndam ligt, een tweede tussen Egmond en Den Haag waarop Haarlem en Heemstede zijn gebouwd en een derde ten westen van Haarlem, met daarop de dorpen Santpoort, Bloemendaal, Overveen, Lisse en Hillegom.
Langzamerhand sloten de duinen de hele Nederlandse kust af, op een paar riviermonden na. Er ontstond een binnenmeer, genaamd het Almere, dat later de Zuiderzee werd, onder ander als gevolg van de Sint-Luciavloed (stormvloed van 1287).
In de tijd voordat de Sint-Luciavloed toesloeg, slibden de gebieden tussen de zandruggen dicht. Mede door het zoeter worden van het water kwam er in die moerassige gebieden vegetatie, zoals riet en veenmos. De vegetatieresten hoopten zich op de bodem van de moerassen op, gingen rotten en in de eeuwen daarna ontstonden veenpakketten tussen de zandruggen.
Het regenwater dat door het veen werd opgevangen, werd via veenriviertjes afgevoerd en kwam uiteindelijk in de zee terecht. Het Spaarne was zo'n veenrivier, die het Haarlemmer Meer verbond met het IJ, dat toen nog in open verbinding met de zee stond.
Doorgaande routes langs deze drassige gebieden van Holland liepen alleen maar over het strand of over de zandruggen. Wilde je van het strand naar het binnenland, dan wat dat niet eenvoudig, want tussen het stand en de volgende zandrug lag een gebied met dichte begroeiing van doornenstruiken, eikenhakhout en elzen.
Als je van het zuiden naar het noorden wilde - of omgekeerd - dan kon dat het gemakkelijkst over de zandruggen, die immers in dezelfde richting lagen. Zo ontstond een zandweg tussen Den Haag en Egmond. Deze zandweg werd al in de prehistorie door nomadische groepen gebruikt, en in later eeuwen door de Romeinse legers. Hun wegen werden aangeduid met de term heerweg (heer, vroeger geschreven als heir, betekent leger).
Daar waar deze heerweg vlak bij het Spaarne kwam, ontstond een nederzetting. Omdat deze plek tevens het smalste stukje van de zandrug is, was het ook een ideale plek voor de graven van Holland om er een vesting te bouwen. Zo konden ze de toegang tot hun gebied controleren. Uiteraard was het ook een ideale plaats om tol te heffen aan passerende schepen. Dit zijn de factoren die tot het ontstaan van Haarlem geleid hebben. Overigens kwam de tol later, toen de doorgang naar het IJ door een dam met sluit werd afgeloten, bij Spaarndam te liggen.
De Heerweg
Haarlemse delen van de heerweg heten nu Wagenweg, Houtplein, een klein stukje Grote Houtstraat, Gierstraat, Koningsstraat, Barteljorisstraat, Kruisweg en Schoterweg. De aansluiting van de Kruisweg op de Schoterweg is in de zeventiende eeuwe verdwenen door de aanleg van het Statenbolwerk.
Bron: De kleine geschiedenis van Haarlem voor dummies