Een bedrijfsproces-architectuur geeft een overzicht van de processen in een organisatie, de relaties tussen die processen en richtlijnen die gevolgd moeten worden bij het organiseren en beschrijven van de processen.
(...)
Er zijn vijf soorten ontwerpmethoden voor proces-architectuur te onderscheiden:
-
Doel-gebaseerde bedrijfsproces-architectuur.
-
Transactie-gebaseerde bedrijfsproces-architectuur.
-
Object-gebaseerde bedrijfsproces-architectuur.
-
Referentiemodel-gebaseerde bedrijfsproces-architectuur.
-
Functie-gebaseerde methode bedrijfsproces-architectuur.
Bij elk van deze methoden wordt eerst een structuur gemaakt volgens de methode (bijvoorbeeld een doelstructuur volgens de doel-gebaseerde methode of een referentiemodel volgens de referentiemodel-gebaseerde methode). Daarna wordt de proces-architectuur ontworpen op basis van die structuur.
(...)
(1) Doel-gebaseerde bedrijfsproces-architectuur
Volgens doel-gebaseerde methoden wordt eerst een hiërarchie van bedrijfsdoelen ontworpen, waarna de proces-architectuur wordt afgeleid uit de hiërarchie. Het voordeel van het gebruik van deze methode is dat die extra handvatten biedt om processen te identificeren, door niet alleen processen te structureren, maar ook doelen. Het bestaan van een bepaald bedrijfsdoel is aanleiding voor het identificeren van een proces, volgens het idee dat een proces een verzameling activiteiten is die tot een bepaald doel leiden. Niet alle soorten doelen zijn geschikt om een proces uit af te leiden. Afhankelijk van de specifieke methode worden verschillende soorten bedrijfsdoelen onderscheiden, waarvan sommigen geschikt zijn om processen te identificeren en anderen niet. Het bestaan van een relatie tussen bedrijfsdoelen is aanleiding voor het bestaan van een relatie tussen de processen die uit de bedrijfsdoelen zijn
afgeleid.
(2) Transactie-gebaseeerde bedrijfsproces-architectuur
Bij transactie-gebaseerde methoden wordt een transactie structuur ontworpen, die bestaat uit gerelateerde transacties. Een transactie is een activiteit die een aanbieder moet
uitvoeren tot tevredenheid van een afnemer. Het voordeel van het gebruik van transactiegebaseerde methoden is dat voor transacties veel voorkomende patronen zijn geïdentificeerd. Deze patronen kunnen helpen bij het identificeren van onderdelen van processen en bij het identificeren van het begin en het einde van een proces. Tijdens transacties worden bijvoorbeeld vaste fasen onderscheiden, zoals de initiatie-fase, waarbij een afnemer vraagt om een dienst of de aanbieder een dienst aanbiedt, de onderhandelingsfase, waarbij onderhandeld wordt over de uitvoering en afrekening van de dienst, de uitvoeringsfase, waarin de dienst wordt geleverd en de afrondingsfase, waarin de dienst wordt geaccepteerd en betaald. Deze fasen geven inzicht in de fasen die in een proces te onderscheiden zijn en geven aan waar het proces begint (bij de initiatie) en waar het proces eindigt (bij de acceptatie).
(3) Object-gebaseeerde bedrijfsproces-architectuur
Bij object-gebaseerde methoden worden eerst belangrijke bedrijfsobjecten geïdentificeerd. Op basis van de geïdentificeerde objecten worden vervolgens processen geïdentificeerd. Deze methoden kennen twee voordelen. Ten eerste bieden ze extra handvatten om processen te identificeren, door niet alleen te kijken naar processen, maar ook naar objecten. Ten tweede zijn objecten vaak relatief eenvoudig te identificeren door het bestuderen van formulieren en systemen die in een organisatie gebruikt worden. Object-gebaseerde methoden onderscheiden twee soorten objecten die van belang zijn bij het ontwerpen van een procesarchitectuur: permanente objecten en stromende objecten.
Permanente objecten zijn objecten die relatief lang bestaan in een organisatie en die relatief belangrijk zijn. Voorbeelden zijn: ‘klant’ en ‘hypotheek’. Stromende objecten zijn objecten die als leidraad dienen voor een proces en zo als het ware door het proces stromen. Een voorbeeld is een ‘aanvraag’, die door een aanvraag proces stroomt. Relaties die bestaan tussen objecten kunnen gebruikt worden om relaties te identificeren tussen de processen die uit de objecten worden afgeleid.
(4) Referentiemodel-gebaseeerde bedrijfsproces-architectuur
Referentiemodel-gebaseerde methoden bieden de ontwerper de mogelijkheid om een bestaande proces-architectuur, het referentiemodel, te nemen en dat aan te passen aan hun wensen. Er bestaan veel beroemde voorbeelden van deze methoden, zoals bijvoorbeeld het waardeketen-model van Porter, het SCOR-model en het APQC-referentiemodel. Een voordeel van het gebruik van deze methoden is dat tijd kan worden bespaard, omdat gebruik wordt gemaakt van bestaande oplossingen. Een ander voordeel is dat de kwaliteit van het resultaat beter kan zijn, omdat het gebaseerd is op een oplossing die zich al in de praktijk bewezen heeft.
(5) Functie-gebaseeerde bedrijfsproces-architectuur
Functie-gebaseerde methoden beginnen met het ontwerp van een functiehiërarchie, waaruit vervolgens een proces-architectuur wordt afgeleid. Een functie hiërarchie beschrijft een hiërarchische decompositie van bedrijfsfuncties, waarbij een bedrijfsfunctie de capaciteit van een organisatie is om bepaalde activiteiten uit te voeren. Een voorbeeld is de inkoopfunctie, die bedrijven in staat stelt om goederen en diensten in te kopen. Het voordeel van het gebruik van functie-gebaseerde methoden is, dat die extra mogelijkheden bieden om processen te organiseren en te structureren, door niet alleen te kijken naar processen, maar ook naar functies. Functie-gebaseerde methoden gebruiken alle een hiërarchische decompositie van functies in meer gedetailleerde functies, maar de manier waarop functies worden gerelateerd aan processen verschilt per methode.