Tjipke van der Veen en Jos van der Wal onderscheiden in hun boek Van leertheorie naar onderwijspraktijk drie onderwijs/leer-varianten ('regimes') om invulling te geven aan een leerproces waarbinnen drie soorten activiteiten ('leerfuncties') plaatsvinden: voorbereiden, verwerken en reguleren.
Volwaardig leren bestaat uit leerprocessen waarvan de uitkomst functioneel zijn; die dus ook te gebruiken zijn buiten de situatie waarin de leerresultaten worden verworven. Een leerling heeft vermenigvuldigen geleerd als hij niet alleen sommetjes in de klas kan maken, maar ook in een winkel berekeningen kan maken of controleren. In dat geval is er inzicht gevormd en daarmee ontstaan transfermogelijkheden. Volwaardige leerprocessen realiseer je door bepaalde psychologische functies te vervullen, de zogenaamde leerfuncties.
De leerfuncties (naar Boekaerts en Simons, 1995)
I. Voorbereidingsfuncties
Voorbereidingsfuncties zijn cognitief en affectief van aard. Bijvoorbeeld:
• oriënteren op leerdoelen;
• kiezen van leerdoelen;
• doelen concreet maken;
• relevantie van leerdoelen verhelderen;
• plannen van het leren;
• motiveren om inzet te leveren;
• aandacht richten;
• aan de gang gaan;
• het vooraf geleerde in herinnering brengen;
• zelfvertrouwen bevorderen.
II. Verwerkingsfuncties
Verwerkingsfuncties zijn vooral cognitief van aard. Er wordt onderscheid gemaakt in functies die gericht zijn op:
• begrijpen (= BI van informatie. Bijvoorbeeld selecteren van hoofd- en bijzaken, herhalen;
• integreren (= I) van informatie. Bijvoorbeeld leerstof structureren, relateren, van waarden voorzien, verbinden met persoonlijke ervaringen, voorbeelden erbij bedenken en conclusies trekken;
• toepassen (= T) van informatie. Bijvoorbeeld oefenen in toepassen door uitproberen, problemen oplossen, bedenken van regels.
III. Regulatiefuncties
Regulatiefuncties zijn meta-cognitief van aard en reguleren zowel cognitieve als affectieve leervaardigheden. Bijvoorbeeld:
• bewaken dat BIT functioneert;
• concentratie en inzet bewaken;
• verwachtingen bewustmaken, toetsen, vragen stellen, feedback geven;
• heroriënteren en corrigeren;
• beoordelen en toeschrijven van leerprestaties aan eigen (on)vermogen.
Drie onderwijs leervariaties
Bij zelfstandig leren gaat het om de vraag wie de leerfuncties vervult. Hoe meer functies een leerling zelf vervult, des te meer er sprake is van zelfstandig leren. Boekaerts en Simons beschrijven in dat verband drie onderwijs-leerervariaties. Zo'n variaties noemen ze een 'regime'.
Docentsturing (directe instructie)
In het eerste regime probeert de leraar alle leerfuncties in de hand te houden. Er is sprake von docentgestuurd onderwijs. Ter voorbereiding kiest hij de leerdoelen, de leeractiviteiten, plant het leerproces, zorgt voor motiverende elementen enzovoort. Ook de verwerkings- en regultatiefuncties houdt hij in de hand door bijvoorbeeld leerstof uit te leggen, relaties te leggen, leerlingen belonend dan wel bestraffend toe te speken, de leerdoelen te toetsen en feed-back te geven. Een leraar kan dit regime natuurlijk ook grotendeels uitoefenen door een sterk voorschrijvende methode te volgen.
(2) Gedeelde sturing (activerend lesgeven)
In het tweede regime worden de leerfuncties min of meer verdeeld tussen docent en leerlingen. Er is sprake van gedeelde sturing. De leraar activeert de leerfuncties bij de leerlingen en laat waar mogelijk leerlingen zelf keuzes maken. Ter voorbereiding van het leren laat hij leerlingen nadenken over leerdoelen, kiezen uit verschillende leeractiviteiten, planningen maken, motiverende gedachten formuleren, enzovoort.
Ook de verwerkingsfuncties worden door de leraar geactiveerd in de vorm van opdrachten waarmee leerlingen aangezet worden de leerstof actief te begrijpen, te integreren en toe te passen. In dit regime blijven de regulatiefuncties nog het meest in handen van de docent. Hij ziet onder andere toe op de kwaliteit van het leerproces (de verwerkingsfuncties), toetst, geeft feedback en corrigeert. Voorwaarde voor dit regime is dat leerlingen het realiseren van de voorbereidings- en verwerkingsfuncties voldoende geleerd hebben. Anders valt er immers niets te activeren.
(3) Leerlingsturing (begeleidend lesgeven)
In het derde regime worden de meeste functies aan de leerlingen overgelaten. Er is dan sprake van leerlinggestuurd onderwijs. Dit veronderstelt dat leerlingen de leerfuncties kunnen én willen vervullen.
Gedeelde sturing komt ná docentgestuurd onderwijs komt. Dat wil zeggen: gedeelde sturing veronderstelt docentsturing.
Leerlingsturing wordt dus voorafgegaan door de andere beide andere onderwijs-leervariaties.
Bron: Van leertheorie naar onderwijspraktijk, Tjipke van der Veen & Jos van der Wal