Tjipke van der Veen & Jos van der Wal maken in hun boek Van leertheorie naar onderwijspraktijk onderscheid in betekenisvol en betekenisloos leren:
Betekenisvol tegenover betekenisloos leren
Het verschil tussen betekenisvol en betekenisloos leren is gelegen in de mate waarin nieuwe informatie betekenis krijgt voor de leerling. Nieuwe informatie wordt voor de leerling pas betekenisvol wanneer deze verbonden kan worden met kennis waarover hij reeds beschikt. Door bewerking van informatie bouwt de lerende zijn eigen kennisbestand op.
In tegenstelling tot betekenisvol leren is er bij betekenisloos leren (rote-learning) slechts sprake van uit het hoofd leren. Door het ontbreken van een werkelijke integratie in de cognitieve structuur van de lerende zullen de nieuwe begrippen, regels, principes en formules betekenisloos blijven en het karakter dragen van een lege huls.
Betekenis is dus niet een objectief gegeven van het leermateriaal, maar wordt in het proces van kennisverwerving door de lerende zelf aan informatie verleend. Een voorbeeld van betekenisloos leren is het kunnen toepassen van trucjes zoals 'delen door een breuk is vermenigvuldigen met het omgekeerde', zonder dat de essentie, namelijk de rekenkundige betekenis van de handeling begrepen wordt. Onderwijs dat op een dergelijke wijze blijft steken in woorden, noemen we verbalistisch.
Volgens Ausubel wordt de betekenisvolheid van het leren bepaald door de volgende drie factoren:
1 de aard en opbouw van de leertaak en de leerinhoud;
2 de voorkennis ofwel de kwaliteit van de cognitieve structuur van de lerende;
3 de leerintentie van de lerende.
Bron: Van leertheorie naar onderwijspraktijk, Tjipke van der Veen & Jos van der Wal