Jan Willem van den Boogert beschrijft in zijn boek Praktijkgericht opleiden - al doende leren in de beroepspraktijk de drie bekwaamheden waarover een opleider moet beschikken:
Kerntaken en competenties van de opleider
Wanneer noemen we een opleider competent?
In grote lijnen kunnen we zeggen dat een praktijkgerichte opleider thuis is op drie terreinen:
(1) Het faciliteren van leerprocessen
(2) Het begeleiden van leerprocessen
(3) Het toetsen en beoordelen van leerresultaten
Deze drie vormen de pijlers van het opleidingsproces. Ze volgen elkaar op in tijd. Het faciliteren betreft het voorwerk, het scheppen van het kader. Dan volgt het begeleiden en ten slotte het toetsen en beoordelen van leerresultaten.
(1) Het faciliteren van leerprocessen
Faciliteren houdt in: voorwaarden scheppen voor leren. Daarbij is conceptueel denken belangrijk. Dit houdt in: het overzien van de grote lijnen van een opleidingstraject. Verder is schakelen belangrijk: tussen diverse belangen en perspectieven in de organisatie, tussen lange en korte termijn en abstract en concreet. Tevens ontwerpt en organiseert de facilitator opleidingsprocessen en stuurt deze aan. Dit houdt in: betrekken van mensen, zorgen voor materialen, afstemmen met andere afdelingen, een beroepsopleiding of andere partijen.
(2) Het begeleiden van leerprocessen
Informatie helder kunnen overbrengen en goed kunnen ontvangen is van groot belang voor het begeleiden. Een communicatieve basishouding, die zich kenmerkt door het openstaan voor anderen, vormt de ondergrond. Op die basishouding steunen gespreksvaardigheden, zoals het structureren van een gesprek, het stellen van vragen die aanzetten tot leren en het geven van feedback.
Daarnaast dient een begeleider bij te dragen aan het begrijpen van zaken of het eigen maken van vaardigheden. We doelen nu op didactiek. Didactische vaardigheden zijn bijvoorbeeld: het geven van instructie of het ontwerpen van een opdracht die aansluit op het leerdoel van een lerende.
(3) Het toetsen en beoordelen van leerresultaten
Een beoordelaar stelt vragen als: 'Heeft een lerende in voldoende mate deze competentie ontwikkeld? Kan ik de lerende deze handeling nu zelfstandig laten doen?' Het kunnen vertalen van competenties naar toetsbare gedragsaspecten is daarbij een belangrijke (toetstechnisch) vaardigheden. Andere toetstechnische vaardigheden zijn: een assessment ontwerpen en een beoordelingsgesprek houden.
Bron: Praktijkgericht opleiden - al doende leren in de beroepspraktijk, Jan Willem van den Boogert