In het boek Algemene Psychologie voor onderwijsgevenden beschrijft J.C.R.M. Verhulst drie basispatronen van didactische werkvormen:
Didactische werkvormen
[We gaan] kijken welke verschillende werkvormen de leerkrachten ter beschikking staan. Aan de orde zullen komen het doceren, het demonstreren, de gespreksvormen, het geven van opdrachten, de zelfontdekkingsmethode, het groepswerk en de individuele begeleiding.
(...)
We kunnen de verschillende didactische werkvormen onderverdelen in drie basispatronen:
(1) Voordrachtsvormen
(1.1) Doceren
(1.2) Demonstreren
(2) Gespreksvormen
(2.1) Klassegesprek
(2.2) Onderwijsleergesprek
(3) Opdrachtsvormen
(3.1) Gesloten opdracht
(3.2) Open opdracht
Bij de eerste werkvorm staat de leerkracht centraal, hij presenteert de leerstof. In het tweede geval zijn leerling en leerkracht in voortdurende interactie met elkaar, waarbij de leerling ook inbreng heeft met betrekking tot de inhoud van het leerproces. In het derde geval speelt de leerkracht een meer begeleidende of controlerende rol. Het zijn nu vooral de leerlingen die activiteiten ontplooien.
(1.1) Doceren
Onder doceren verstaan we alle verbale activiteiten van de leerkracht zoals: meedelen, uitleggen, vertellen en het houden van een voordracht. Bij deze didactische werkvorm staat de leerkracht centraal, vandaar ook de benaming 'teacher-centered'. Tijdens de informatieoverdracht luistert de leerling voornamelijk. Doceren is de meest gebruikte werkvorm in het onderwijs.
(1.2) Demonstreren
Demonstreren is evenals doceren een voordrachtsvorm van didactisch werken. Het verschil met doceren is echter dat de leerkracht bij het demonstreren werkt met visuele informatieoverdracht: hij laat dingen zien. Tegenwoordig kan de leerkracht daarbij gebruik maken van films en video. Het aanschouwelijk presenteren van de leerstof kan helpen om abstracte onderwerpen wat concreter te maken.
(2) Gespreksvormen
Onder 'gespreksvormen' verstaan we de didactische werkvormen waarbij de leerlingen en leerkracht met elkaar communiceren om zodoende iets van elkaar of over elkaar te leren. De gespreksvorm is de aangewezen methode wanneer de groep als groep een oplossing moet vinden voor een probleem. We kunnen twee verschillende gespreksvormen onderscheiden, namelijk het klassegesprek en het onderwijsleergesprek. Bij het klassegesprek beperkt de leerkracht zich ertoe ervoor te zorgen dat het gesprek op gang blijf en dat het goed verloopt. Hij bemoeit zich niet met de inhoud van het gesprek als zodanig. Hij zorgt er alleen voor dat iedereen goed meedoet. Bij het onderwijsleergesprek bepaalt de leerkracht wèl het verloop van het gesprek, hij stuurt daarbij aan op een door hem gekozen doel. Het stellen van vragen is een goede manier om een gesprek op gang te houden.
(3) Het geven van opdrachten
Het geven van opdrachten komt door de hele onderwijspraktijk heen veelvuldig voor. De bekendste vormen van opdrachten is het huiswerk. ... Met betrekking tot het huiswerk kunnen we onderscheid maken tussen open en gesloten opdrachten. Bij een open opdracht zijn er meer dan één goede oplossingen mogelijk, bij een gesloten opdracht maar één. ... Een andere vorm van opdrachtgeven is de zelfontdekkingsmethode.
(4) Groepswerk
Met de term 'groepswerk' bedoelen we hier de samenwerkingsvorm tussen leerkracht en leergroep of de samenwerking tussen leergroepen onderling. Bij het groepswerk verdeelt de leerkracht de leerlingen in subgroepen die bijvoorbeeld allemaal apart een bepaald onderwerp, of deelaspect daarvan behandelen. Het voordeel van het groepsmatig werken is dat leerlingen de kans krijgen om sociale vaardigheden op te doen.
Bron: Algemene Psychologie voor onderwijsgevenden, J.C.R.M. Verhulst