In het boek Leren (en) doceren in het hoger onderwijs beschrijven Ton Kallenberg, Linda van der Grijspaarde, Astrid ter Braak en C.J. van Horzen wat zij verstaan onder leren:
Wat is leren?
Leren is een actief proces. In die betekenis is het te onderscheiden van ontwikkeling (rijping). Hoewel ook bij het laatste een relatief stabiele verandering te zien is, gaat het bij het leren om een spontane verandering: een verandering die in het menselijk organisme optreedt zonder directe invloed van buiten.
Leren heeft niet alleen betrekking op concrete waarneembare gedragsveranderingen, maar ook op de mogelijkheden om zich anders te gedragen (gedragsdisposities). Wanneer iemand aantoont geleerd te hebben doordat hij in staat is een bepaalde som op te lossen, kan hij in de praktijk meer sommen oplossen dan waarom gevraagd wordt. Het toepassen van het geleerde, in kennis en ervaring, in andere of nieuwe situaties, wordt transfer genoemd.
(...)
Wij gaan uit van de volgende definitie van leren: Leren is een constructief, cumulatief, zelfgestuurd, doelgericht, gesitueerd, coöperatief en individueel verschillend proces van kennisverwerving, betekenisgeving en vaardigheidsontwikkeling (Verschaffel, 1995).
- Constructief: de student bouwt zelf de kennis op in interactie met de omgeving.
- Cumulatief: de student bouwt voort op en maakt gebruik van kennis en vaardigheden waarover hij reeds beschikt.
- Zelfgestuurd: de student beheert en bewaakt het leerproces zelf.
- Doelgericht: de student is zich bewust van een doel en heeft daarover verwachtingen.
- Gestiueerd: het leerproces van de student voltrekt zich in directe en nauwe samenhang met de sociale en materiële context.
- Coöperatief: de student leert in interactie en in coöperatie met anderen van wie hij hulp krijgt.
- Individueel verschillend: het leerproces van de student voltrekt zich individueel.