Jan Willem van den Boogert beschrijft in zijn boek Praktijkgericht opleiden - al doende leren in de beroepspraktijk wat hij verstaat onder praktijkkennis en praktijkgericht opleiden:
De bedoeling van praktijkgericht leren is dat een lerende bekwamer (of competenter) wordt in het uitoefenen van zijn beroep. Iemand is competent als uit zijn gedrag blijkt dat hij over de nodige kennis beschikt, de nodige vaardigheden beheerst en de juiste houding en motivatie heeft. Ofwel: competent = kennen + kunnen + zijn/willen.
Door leerinspanningen te leveren bereikt een lerende dat zijn competentie toeneemt. Uw opleidingsinspanningen komen - als u het goed doet - ten goede aan dit leerproces: het competenter worden van een persoon.
Voor een opleider is het daarom belangrijk om te zien en te begrijpen wanneer er geleerd wordt en wanneer niet, wat er opgepikt wordt en wat blijft liggen. Praktijkgericht opleiden begint bij: kijken naar gedrag. Vandaar dat we beginnen met twee praktijksituaties. Aan u de vraag: wordt er geleerd? Zo ja, waar blijkt dat uit?
(...)
Voor een opleider is het van groot belang [dagelijkse situaties] te herkennen, en te zien of er geleerd wordt of wat het leren tegenhoudt.
Leren en betekenisgeving
Een van de factoren die sterk meebepalen of er geleerd wordt, is of de lerende de betekenis ervan inziet. ... Betekenisvol leren is leren waarbij de lerende een betekenis ervaart. Het is dus iets wat van persoon tot persoon kan verschillen. Voor de een kan iets betekenisvol zijn wat voor de ander betekenisloos is. Betekenisvol leren is leren waarbij de lerende volop betrokken is. Hij wíl iets snappen, kunnen of ontdekken. Voor het stimuleren van betekenisvol leren is aandacht van een opleider voor het individu van wezenloos belang. Bij leerprocessen die groepsgewijs worden georganiseerd, is het dan zaak dat alle lerende hún betekenis kunnen geven aan wat zij leren. Ook al móet er iets geleerd worden, omdat 'het belangrijk is'...
(...)
Een lerende die betekenis ervaart bij zijn leren weet wat hij wil leren, en wat hij ermee wil bereiken. Voordat een lerende op dat punt is, zal een opleider zich moeten inspannen om de lerende uit te nodigen om betekenisvol te leren.
(...)
U kunt als opleider stimuleren dat mensen leren als betekenisvol ervaren. Dit doet u door aan te sluiten op wat mensen beweegt, op wat ze al weten en kunnen en waar zij zich verder in willen ontwikkelen.
(...)
Praktijkkennis en schoolse kennis
Met 'kennis' bedoelen we meestal 'schoolse kennis' ofwel kennis die in het onderwijs wordt onderwijzen, of die je in boeken kunt opzoeken. Schoolse kennis staat los van de praktijk en kan alleen een praktische betekenis krijgen door deze in de praktijk toe te passen. Schoolse kennis is gebaseerd op de academische disciplines; natuurwetenschappen, menswetenschappen, filosofie, et cetera.
In de ontwikkeling van allerhande werkpraktijken hebben we veel profijt van schoolse kennis. Deze kennis kan worden benut om praktijkproblemen op te lossen of innovatie te bewerkstelligen. We noemen dit ook wel 'transfer' van theorie naar praktijk.
Voor het opleiden van mensen is schoolse kennis belangrijk. We kunnen schoolse kennis beschouwen als een enorme kennisbank, waaruit we materiaal kunnen putten dat ons helpt om praktijksituaties om te gaan.
(...)
Praktijkkennis is kennis die is opgedaan door ervaring, en soms vertaald wordt als 'fingerspitzengefühl'. In de literatuur wordt dit soort kennis 'tacit knowledge' ofwel stilzwijgende kennis' genoemd. Dit soort kennis is van groot belang bij praktijkgericht leren.
Mensen zijn vaak niet geneigd om deze stilzwijgende kennis 'kennis' te noemen. 'Dat doe ik toch gewoon zo'. Door dit soort kennis te lokaliseren wordt het bewust én daarmee ook overdraagbaar.
Bron: Praktijkgericht opleiden - al doende leren in de beroepspraktijk, Jan Willem van den Boogert