Wim Hartman beschrijft in het boek Organisatie van de informatieverzorging drie vormen van het toetsen van kwaliteit:
Kwaliteitsbeheersing versus controle
De termen toetsing, (interne) controle, audit en kwaliteitsbeheersing hebben verwantschap. Wij hebben als benaming voorkeur voor toetsing boven (interne) controle; en voorkeur voor kwaliteitsbeheersing boven toetsing.
(...)
Het is noodzakelijk om in dit hoofdstuk over kwaliteitsbeheersing dieper in te gaan op de controlebegrippen zoals deze in de accountancy tot ontwikkeling zijn gekomen en sindsdien intensief worden gehanteerd.
Achtereenvolgens komen aan de orde:
- Zelfcontrole
- Controle op anderen, sub interne controle
- Door de leiding
- Als nevenfunctie
- Door een verbijzonderde functie
- Externe controle
(...)
Zelfcontrole
Zelfcontrole is controle door de uitvoerder zelf. Er is derhalve slechts sprake van één functie. Voor de desbetreffende functionaris geldt: 'bezint eer gij begint'. Dat wil zeggen hij heeft als taken voorafgaande aan de uitvoering:
- Bepalen van de normen voor het uitvoeren;
- Bepalen van de verwachte uitkomst van zijn arbeid;
- Bepalen van de daartoe benodigde middelen (inclusief inspanning).
(...)
Veelal worden de twee wijzen waarop zelfcontrole wordt uitgeoefend, onderscheiden met de aan de cybernetica ontleende termen.
- vooruitkoppeling (feed forward): de controle tijdens de uitvoering van de handelingen, op de handelingen;
- terugkoppeling (feed back): de controle op het resultaat van de handeling.
Controle door de leiding
In dit geval van interne controle is sprake van twee functies, te weten uitvoerder (etc.) en normsteller. Een bewaarder is ook een uitvoerder.
De normsteller kan optreden in de gedaante van opdrachtgever, beschikker, initiator, autorisator of controleur. In dit laatste geval is de controleur ook de ontwerper van de norm. Voorbeelden: ontvangstcontrole; kwaliteitscontrole door een laboratorium-afdeling.
Controle namens de leiding
In dit geval van interne controle is sprake van drie functies:
1. Uitvoerder
2. Normsteller
3. Controleur
De controleur kan controleren als nevenfunctie (bijvoorbeeld de afdeling Administratie) maar ook als verbijzonderde hoofdfunctie (bijvoorbeeld afdeling Interne Controle).
De controleur toetst (vergelijkt) norm aan (meting, registratie, rapportage van) uitvoering en informeert over de uitkomsten van de toetsing zowel de normsteller als de uitvoerder. Deze laatste wordt als regel verzocht om een toelichting op de geconstateerde verschillen te geven.
(...)
Externe controle
Externe controle is controle, uitgevoerd door onafhankelijk, niet tot de organisatie behorende instanties. In het algemeen zijn dit openbare accountants.
Bron: Organisatie van de informatieverzorging, W. Hartman