Het aanleren van nieuwe kennis
Vrijwel altijd zijn leerlingen op school tegelijk bezig met denken en doen. Bij het schrijven van een betoog - doen - lopen leerlingen bijvoorbeeld tegen allerlei mogelijkheden aan die zij oplossen met behulp van denken. Bij het uitvoeren van leertaken lopen denken en doen altijd door elkaar heen. Toch maken we [bij] het verwerven en integreren van nieuwe kennis, een onderscheid tussen inhoudelijke kennis en vaardigheden, tussen denken en doen. De reden hiervoor is dat de onderwijs aanpakken om het een of het ander aan te leren nogal verschillen zijn.
Bij het aanleren van inhoudelijke kennis - het denken - gaat het om weten, om kennen, om begrijpen. Je kunt het aanleren van inhoudelijke kennis in drie fasen verdelen. In de eerste en belangrijkste fase bouwen leerlingen zelf aan de betekenis van nieuwe begrippen en principes. In de tweede fase wordt die betekenis vervolgens verbonden aan andere kennis: kennis wordt georganiseerd in schema's. De laatste fase ten slotte is het onthouden.
Wanneer leerlingen vaardigheden leren - het doen - dan gaat het om het kunnen, om het leren uitvoeren van nieuwe handelingen. Hierbij is er altijd sprake van een serie stappen die achtereenvolgens worden gezet. Bij het leren van vaardigheden is het belangrijk dat de leerling de vaardigheid zich eerst bewust aanleert en vervolgens uitprobeert, om deze tot slot automatisch, dus min of meer onbewust uit te leren voeren. Ook hierbij is dus sprake van drie fases, waarbij de grootste nadruk ligt op het inslijpen van de vaardigheid: de laatste fase, die bestaat uit oefenen, oefenen en nog eens oefenen.
Met inslijpen wordt overigens niet het gedachtenloos uitvoeren van de vaardigheid bedoeld. De leerling heeft immers zelf invloed op de invulling en de flexibiliteit van tactieken en van een heuristiek. En voor de kwaliteit van de taakuitvoering is het dikwijls erg verstandig om bepaalde stappen niet volledig te automatiseren, zodat je alert kan blijven op problemen die zich voordoen (bijvoorbeeld autorijden in druk verkeer) en kunt inspelen op veranderende omstandigheden (bijvoorbeeld autorijden in een andere auto).
Je nieuwe kennis eigen maken gaat dus altijd in drie fasen. Daarom spreken we van het driefasenmodel. Er is echter wel een groot verschil tussen het denken en het doen. Bij het denken gaat het vooral om het opbouwen van de betekenis van de leerstof: de nadruk ligt op de eerste fase. Bij het doen gaat het vooral om het leren automatiseren van de vaardigheid: fase drie.
In het bovenstaande schema staat het driefasenmodel van het aanleren van denken en doen nog eens samengevat. Daarbij geldt: waar de driehoek het breedst is, zit de grootste moeite en tijdsinvestering.
Bron Leren in 5 dimensies, Robert Marzano & Wietske Miedema