In de publicatie Leren van toetsen - een cyclisch proces gaan Fabienne van der Kleij, Jorine Vermeulen, Theo Eggen & Bernard Veldkamp in op het verschil tussen formatieve en summatieve toetsing:
Onder een toets verstaan we “een instrument voor het meten van iemands kennis en vaardigheden (praktische vaardigheden en houdingen) die door middel van studie en/of onderwijs op een of ander vakgebied zijn verworven” (Cito toetstechnische begrippenlijst, 2010). Naast toetsen kan ook met behulp van andere instrumenten bepaald worden wat leerlingen kennen en kunnen. Zo kan gebruik gemaakt worden van bijvoorbeeld huiswerk, projecten, discussies en observaties. Wanneer een breed spectrum aan technieken wordt gebruikt voor het verzamelen van informatie over leeropbrengsten spreekt men ook wel van assessment.
Formatieve en summatieve toetsing
Traditioneel wordt in de onderwijswereld onderscheid gemaakt tussen formatieve en summatieve functies van toetsing. Kort gezegd hebben summatieve toetsen als functie de leerprestaties van een leerling te beoordelen en vervolgens een beslissing te nemen met betrekking tot selectie, classificatie, plaatsing of certificering (Sanders, 2011). Er zijn echter ook toetsen die als doel hebben inzicht te krijgen in het onderwijsleerproces en dit waar nodig bij te sturen. Deze toetsen worden formatieve toetsen genoemd. Formatieve toetsen hebben als doel informatie te geven aan de leerkracht en leerlingen over de mate waarin de leerstof al wel of niet beheerst wordt.
(...)
Summatieve toetsen
Toetsen kunnen bijvoorbeeld een selectiefunctie, kwalificerende functie of een prognostische functie hebben. Deze toetsen worden afgenomen na een bepaalde periode om te beoordelen in hoeverre een leerling de beoogde leerdoelen in voldoende mate beheerst. Op basis van de score op een dergelijke toets wordt een (deel van de) zak-/slaagbeslissing genomen. Men zegt in dit geval dat de toets een summatieve functie heeft. Zie voor praktische voorbeelden van summatieve toetsen in verschillende onderwijssectoren hoofdstuk 1 van de publicatie Toetsen op School (Sanders, 2011).
Formatieve toetsen
Formatieve toetsen daarentegen hebben als doel de leerkracht en leerlingen te informeren over de mate waarin de leerstof beheerst wordt. Op basis van de resultaten op deze toetsen kan worden besloten om het onderwijs aan de groep of de individuele leerling aan te passen. Formatieve toetsen hebben daarom een didactische functie. Wat inhoudt dat ze informatie verschaffen over het onderwijsleerproces en hier sturing aan geven (zie de ToetsSpecial Toetsconstructieproces in 8 stappen). Mede vanwege deze didactische functie wordt van formatieve toetsen beweerd dat deze een positieve invloed kunnen hebben op de leeropbrengst van leerlingen. Er is alleen sprake van formatieve toetsing wanneer de resultaten worden gebruikt voor het geven van feedback en/of het aanpassen van de instructie.
Summatieve of formatieve functie
Een toets is niet per definitie formatief of summatief. Het gaat erom hoe de toetsresultaten gebruikt worden, met andere woorden; de functie van de toetsresultaten. Wanneer het resultaat op een toets meetelt bij het maken van een (deel van de) zak-/slaagbeslissing vervult deze een summatieve functie. Dezelfde toets kan echter ook een formatieve functie vervullen. Dit is bijvoorbeeld het geval wanneer er feedback gegeven wordt aan de leerling, die de leerling kan gebruiken in het vervolgtraject van het onderwijs. Een ander voorbeeld is een leerkracht die toetsresultaten gebruikt om de effectiviteit van zijn of haar instructie te evalueren. Wanneer bijvoorbeeld uit de toetsresultaten blijkt dat het merendeel van de klas een onderdeel van de leerstof niet heeft begrepen, kan de leerkracht concluderen dat hij/zij extra aandacht aan dat deel van de leerstof moet besteden.
Formatieve toetsing
Formatieve toetsing is een breder begrip dan hierboven is beschreven. De term is geïntroduceerd om de tussentijdse evaluatie van programma's (interventies) te beschrijven (Scriven, 1967). In 1968 is de term formatief voor het eerst gebruikt in de context van instructie. In de loop der jaren zijn er verschillende definities toegekend aan formatieve toetsing.
Er kan onderscheid worden gemaakt tussen formatieve programma-evaluaties en formatieve assessments (Shepard, 2005). Formatieve programma-evaluaties zijn bedoeld om op een hoger aggregatieniveau dan de leerling (klas, school) beslissingen te nemen over de onderwijsbehoeften van groepen leerlingen. Formatief assessment is gericht op het leerling- en klasniveau; het wordt gebruikt om instructie te laten aansluiten op individuele onderwijsbehoeften van leerlingen. In deze special zullen we spreken van formatieve evaluatie als het evalueren van de kwaliteit van het onderwijs wordt bedoeld. Van formatief assessment is sprake als het toetsproces gericht is op leerprocessen binnen een klas en het verbeteren van instructie aan de klas en individuele leerlingen.
(...)
Diagnostisch toetsen
Diagnostisch toetsen is een systematische en cyclische benadering waarmee het leerproces en de leeropbrengsten van individuele leerlingen in kaart gebracht kunnen worden. Aangezien diagnostisch toetsen in verschillende vakgebieden verschillende definities kent en voor verschillende doeleinden wordt gebruikt, wordt in dit hoofdstuk toegelicht hoe diagnostisch toetsen, toegepast binnen het onderwijs, kan bijdragen aan het optimaliseren van het leerproces van lerenden.
Definities van diagnostisch toetsen
We noemen twee definities van diagnostisch toetsen (DT):
1.In algemene zin is het stellen van een diagnose met DT het kritisch analyseren en verklaren van deleeropbrengsten van leerlingen (Rupp, Templin, & Henson, 2010).
2.Keeley en Tobey (2010) stellen dat het bij DT gaat om het meten van voorkennis en verschillendemanieren van redeneren.
(...)
Binnen het onderwijs geeft het volgen van de diagnostische cyclus informatie over het leerproces van leerlingen.
Fasen in de diagnostische cyclus (De Bruyn, Ruijssenaars, Pameijer, van Aarle, 2007):
1.verhelderen: Waar zit de leerling ten opzichte van het hoofddoel of de hoofddoelen?
2.onderkennen (verkennen): Hoe presteert de leerling op subdoelen?
3.verklaren: Hoe komt het dat de leerling sterk of zwak is binnen dit (sub)domein?
4.indiceren (adviseren): Op welke doelen moet de interventie zich richten?
De fasen in de diagnostische cyclus verschillen in de mate waarin ze gedetailleerde informatie geven over het leerproces. Verondersteld wordt dat fases 3 en 4 resulteren in diagnoses met meer praktische waarde omdat deze informatie leerkrachten beter kan ondersteunen bij het nemen van beslissingen over het inrichten van de leeromgeving dan de diagnoses van fases 1 en 2.