Op 123management gaat Marcel Nieuwenhuis in op een aantal belangrijke begrippen binnen de systeemleer:
-
Systeem en omgeving: in de systeemleer wordt onderscheid gemaakt tussen het systeem en omgeving van het systeem. Beide aspecten zijn even belangrijk. De omgeving is immers weer een hoger liggend systeem die het beschouwde systeem omvat.
-
Decompositie en beschouwingsniveaus: decompositie is het onderscheid maken in systemen en subsystemen. Er zijn twee verschillende manieren van decompositie: decompositie naar subsysteem (flow down) en decompositie naar extern systeem (outsourcing). Merk op dat decompositie en beschouwingsniveau alles met elkaar te maken hebben. Het beschouwingsniveau bepaalt immers wat ‘omgeving’ en wat ‘systeem’ en ‘subsysteem’ is.
-
Functie: een systeem heeft een doel in een omgeving. Een ander woord voor functie is 'toegevoegde waarde': wat voegt het systeem toe aan zijn omgeving? Ook begrippen als effectiviteit, doeltreffendheid, output, outcome, product en resultaat zijn allemaal terug te herleiden op de functie van een systeem in zijn omgeving. Een black-box model of een use-case zijn voorbeelden van functiemodellen.
-
Constructie: hoe werkt het systeem en uit welke componenten bestaat het? Dit wordt het constructie-vraagstuk genoemd. Binnen de systeemleer zijn er twee beschouwingswijzen van de constructie, de dynamische en de statische beschouwing. De dynamische, of gedragsbeschouwing beschrijft de werking (de processen) van een systeem. De statische of componentbeschouwing, beschrijft waarmee een systeem werkt, uit welke componenten het bestaat. De statische constructie beschrijft een systeem in termen van delen en de samenhang der delen. De componenten zijn niets anders dan subsystemen waarvan we alleen de functie –binnen het systeem– in beschouwing nemen. De constructie van de subsystemen (of componenten) zien we als een black–box.
Bron: Basisbegrippen Systeemleer, Marcel Nieuwenhuis